201005225/1/H1.
Datum uitspraak: 19 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats], appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2010
in zaak nr. 09/148 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.
Bij besluit van 10 juli 2007 heeft het dagelijks bestuur geweigerd [appellante] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de aanleg van een dakterras op het pand [locatie] te Amsterdam.
Bij besluit van 10 december 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 24 juni 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een pleitnota ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2010, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. N. Boelens, werkzaam bij het stadsdeel Centrum, is verschenen. [appellante] is niet ter zitting verschenen.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Leidse- en Weteringbuurt 1998" rust op het perceel de bestemming "Gemengde Doeleinden".
Ingevolge artikel 3, derde lid, sub k, van het bestemmingsplan zijn dakterrassen niet toegestaan.
Het bouwplan is daarmee in strijd.
Ingevolge artikel 3, vierde lid, sub h, kan van het bepaalde in lid 3k vrijstelling worden verleend.
Ingevolge artikel 4.2.4, sub a, van de Welstandsnota 2006 zijn dakterrassen en daktuinen uitsluitend toegestaan op de hoofdbebouwing aan de achterzijde, mits de kapvorm wordt gerespecteerd.
2.2. Anders dan [appellante] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen weigeren.
Het dagelijks bestuur heeft zich bij de weigering kunnen baseren op de adviezen van de Welstandscommissie. Uit het aanvullende advies van de Welstandscommissie van 10 juni 2009 blijkt dat er een forse stalen schegvormige hulpconstructie nodig is om het terras op het dak, dat hellend verloopt, waterpas te laten zijn. Het gaat om de overbrugging van een hoogteverschil van 40 cm. De hulpconstructie levert een heel ander beeld op dan een dakterras op een niet hellend dak. De Welstandscommissie acht de hulpconstructie een storende toevoeging, mede doordat deze op de dakrand van de achtergevel is geplaatst. Er ontstaat een oneigenlijke opstapeling van gevelbeëindigingen (dakrand, hulpconstructie en bovenzijde hekwerk) die tot een visuele verstoring van de architectuur leidt. Naar de mening van de Welstandscommissie wordt door de hulpconstructie de kapvorm dan ook niet gerespecteerd, hetgeen in strijd is met de Welstandsnota. Voorts stelt de Welstandscommissie dat het bouwplan ook in strijd is met het behoud van de kap. Door het realiseren van het bouwplan wordt het daklandschap aangetast. In dit kader is tevens van belang dat het bouwplan is gelegen in de historische binnenstad die is aangewezen als beschermd stadsgezicht- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988.
Voorts is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat de Welstandscommissie in haar aanvullend rapport het door [appellante] overgelegde tegenadvies van [architect] op inzichtelijke en concludente wijze heeft weerlegd.
Hetgeen [appellante] verder in dit verband heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.3. Verder heeft de rechtbank het gelijkheidsbeginsel terecht niet geschonden geacht. Ook in hoger beroep is niet gebleken dat het dagelijks bestuur voor een vergelijkbaar geval vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.
2.4. De beroepsgronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011