ECLI:NL:RVS:2011:BP1308

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007169/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor zorgcomplex in Herkenbosch

Op 19 januari 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vergunning voor de bouw van een zorgcomplex op Guldendreef 1 te Herkenbosch. Het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen had op 29 april 2009 vrijstelling en vergunning verleend aan Wonen Limburg voor dit project. De appellant, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, kreeg op 11 november 2009 te horen dat zijn bezwaar ongegrond was verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Roermond, die op 24 juni 2010 de uitspraak van het college bevestigde en het beroep ongegrond verklaarde.

De appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij verzocht om een afdoening zonder zitting. Het college en Wonen Limburg gaven toestemming voor deze procedure. De rechtbank had in haar uitspraak niet volledig erkend dat de appellant zijn beroep had ingetrokken, wat leidde tot de vraag of er recht was op proceskostenvergoeding. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank de kwestie van de parkeernorm inhoudelijk had beoordeeld, ondanks de intrekking van het beroep door de appellant. De rechtbank had vastgesteld dat het college voldoende parkeerruimte had voorzien, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele afhandeling van beroepszaken in het bestuursrecht, vooral in gevallen waar vergunningen en vrijstellingen worden aangevochten.

Uitspraak

201007169/1/H1.
Datum uitspraak: 19 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 juni 2010 in zaak
nr. 09/1920 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2009 heeft het college aan Wonen Limburg vrijstelling en vergunning verleend voor de bouw van een zorgcomplex op het adres Guldendreef 1 te Herkenbosch.
Bij besluit van 11 november 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft bij brief, ingekomen op 20 augustus 2010, een verweerschrift ingediend.
Bij het hoger beroepschrift heeft [appellant] verzocht om een afdoening van het hoger beroep zonder zitting, met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). In het verweerschrift, respectievelijk door het achterwege laten van een reactie op het daarop betrekking hebbende, op 13 december 2010 aan Wonen Limburg gedane verzoek, hebben het college en Wonen Limburg toestemming verleend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2.2. [appellant] heeft de rechtbank verzocht een uitspraak over zijn proceskosten te doen, omdat het college ter zitting heeft aangegeven dat het aan zijn wensen met betrekking de te hanteren parkeernorm tegemoet komt. Daarop heeft [appellant] naar zijn zeggen het beroep ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens zijns inziens ten onrechte geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
2.3. De Afdeling stelt vast, dat de rechtbank blijkens de uitspraak niet is uitgegaan van de gehele intrekking van het hoger beroep. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] ter zitting zijn met betrekking tot de parkeernorm aangevoerde beroepsgrond heeft ingetrokken en de andere beroepsgronden niet slagen. Uit de uitspraak blijkt echter dat de rechtbank de vraag of is voorzien in voldoende parkeerruimte niettemin inhoudelijk heeft beoordeeld. Het college heeft een parkeernorm van 0,45 parkeerplaats per woning voor het wooncomplex en 1,7 parkeerplaats per vrijstaande woning gehanteerd. De rechtbank heeft daarop geoordeeld dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat in voldoende parkeerruimte is voorzien en het beroep ongegrond verklaard. Er is dan ook reeds daarom geen sprake van een tegemoetkoming door het college als bedoeld in voormeld artikel 8:75a. Dat het college ter zitting heeft aangegeven eraan mee te werken, dat er alsnog drie extra parkeerplaatsen worden aangelegd, waarmee een parkeernorm van 1,6 wordt bereikt, doet daaraan niet af.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011
66.