Uitspraak
200901187/1, waarin is overwogen dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat voor de dakkapel een lichte bouwvergunning is vereist. Dat oordeel staat hiermee in rechte vast.
Raad van State
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg op 26 augustus 2008 geweigerd om aan [appellant] een lichte bouwvergunning te verlenen voor het legaliseren van een reeds geplaatste dakkapel op zijn woning. Het college heeft deze weigering onderbouwd met de stelling dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Na een ongegrond verklaard bezwaar door het college op 19 december 2008, heeft de rechtbank Arnhem op 27 april 2010 de uitspraak van het college bevestigd. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 19 januari 2011 werd behandeld.
Tijdens de zitting op 24 december 2010 is [appellant] verschenen, bijgestaan door zijn vertegenwoordigers, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente. [appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat voor de dakkapel een lichte bouwvergunning vereist was, en verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2009. Het college heeft echter volhard in zijn standpunt dat de dakkapel niet in overeenstemming is met de welstandscriteria.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het betoog van [appellant] niet opgaat, aangezien de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de dakkapel bouwvergunningplichtig is. Ook het nieuwe bouwplan dat door [appellant] is ingediend, is niet aan de orde in deze procedure, omdat hierop nog geen besluit is genomen door het college. De betrokken welstandscommissie heeft negatief geadviseerd over het nieuwe plan. Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.