Uitspraak
Datum uitspraak: 4 maart 2011
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter ambtenaar van staat
Raad van State
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie. De aanvraag werd op 29 september 2009 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, die op 14 oktober 2010 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 4 maart 2011 werd behandeld.
De vreemdeling klaagde dat de rechtbank niet had gemotiveerd waarom een door hem meegebrachte getuige niet onder ede was gehoord. De Raad van State overwoog dat de rechtbank in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had kunnen besluiten om de getuige niet te horen, omdat deze niet als objectieve bron kon worden aangemerkt. De vreemdeling had de getuige slechts kort ontmoet, wat onvoldoende was om relevante informatie te verschaffen over de kern van het geschil.
De Raad van State concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank, hoewel niet volledig gemotiveerd, niet vernietigd kon worden. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van de gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.