201008114/2/R3.
Datum uitspraak: 31 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Lith,
verweerder.
Bij besluit van 25 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Lith het bestemmingsplan "Bieb-kavels, Lith-Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2010, en [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2010, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2010, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 november 2010, waar [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen, van wie [verzoeker sub 2] en [appellant sub 2 A] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door R.O. van der Vorst, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van vijftien zogeheten "Bouwen in Eigen Beheer"-kavels (hierna: BIEB-kavels), aan de oostelijke kant van Lith.
2.3. De raad heeft ter zitting betoogd dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, nu met het bouwrijp maken van de gronden en de realisatie van de woningen pas wordt gestart, indien het bestemmingsplan "Heilig Kempke, Lith" onherroepelijk is geworden.
De voorzitter overweegt dat het bestemmingsplan voorziet in nieuwe bouwmogelijkheden en dat een bouwvergunning voor de vijftien woningen is aangevraagd. Reeds om deze reden hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Ter zitting heeft de raad betoogd dat [verzoeker sub 2] en anderen niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen worden beschouwd en dat hun beroep dientengevolge niet-ontvankelijk is. De voorzitter overweegt daaromtrent dat niet in geschil is dat het plan, dat niet los kan worden gezien van de overige plannen voor de realisering van de uitbreidingswijk, tot meer verkeer over de Valkseweg zal leiden. Nu een aantal van de betrokken verzoekers aan de Valkseweg woont, acht de voorzitter het niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het beroep van [verzoeker sub 1] en anderen, voorzover ingesteld door deze bewoners, ontvankelijk is. In zoverre bestaat geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening hierom af te wijzen.
2.5. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben bezwaren tegen het realiseren van de uitbreidingswijk aan de oostzijde van de gemeente Lith, van welke ontwikkeling dit plan de eerste fase is. Zij hebben daartoe onder meer aangevoerd dat andere bestemmingsplannen nodig zijn om de ontsluiting van het plan te waarborgen en dat een verkeersveilige ontsluiting op de Valkseweg voor met name fietsers en voetgangers niet mogelijk is. De door de gemeente in het kader van de planontwikkeling uitgevoerde verkeerstellingen met betrekking tot deze weg kunnen volgens hen niet representatief worden geacht.
2.6. De gronden in het plangebied hebben ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan een agrarische bestemming. Niet in geschil is dat in het plan niet is voorzien in een ontsluiting van de woningen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ontsluiting is voorzien op gronden, waarop een bestemming rust, die aan het aanleggen van een ontsluitingsroute van de woningen op het bestaande wegennet in de weg staat. Nu voor de ontsluiting nog afzonderlijke planologische procedures in gang moeten worden gezet dan wel nog niet zijn afgerond en de uitkomsten daarvan nog niet zeker zijn, is bij de huidige stand van zaken de uitvoerbaarheid van de ontsluitingsroute van de in het plan voorziene woningen onvoldoende gewaarborgd. De voorzitter ziet hierin gelet op de betrokken belangen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter ziet voorts aanleiding om te bevorderen dat de beroepen van verzoekers in de bodemprocedure gelijktijdig zullen worden behandeld met hun beroepen in de zaak met nr. 201007128/1/R3, gericht tegen het besluit van de raad van eveneens 25 mei 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heilig Kempke, Lith".
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lith van 25 mei 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bieb-kavels, Lith-Oost";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Lith tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 38,35 (zegge: achtendertig euro en vijfendertig cent);
veroordeelt de raad van de gemeente Lith tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 38,35 (zegge: achtendertig euro en vijfendertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Lith aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 1] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 2] en anderen vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2010