ECLI:NL:RVS:2010:BO9788

Raad van State

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007915/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2010

Op 27 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Gemert-Bakel het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2010" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, die in de nabijheid van het perceel woont, op 27 augustus 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. In zijn beroep heeft verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij bezwaren heeft tegen de in het bestemmingsplan opgenomen bouwblokvergroting voor een intensieve veehouderij. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 24 november 2010 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. J. Schoneveld en de raad werd vertegenwoordigd door mr. F.T.H. Branten. Ook belanghebbende was aanwezig.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoeker heeft een zienswijze ingediend tegen de bouwblokvergroting, maar de raad heeft deze zienswijze niet in overweging genomen. De voorzitter concludeert dat de raad de zienswijze van verzoeker buiten beschouwing heeft gelaten, wat in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit leidt tot de conclusie dat er aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.

De voorzitter heeft vervolgens besloten om het besluit van de raad van de gemeente Gemert-Bakel van 27 mei 2010 te schorsen voor zover het betreft de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel. Daarnaast is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker en het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 30 december 2010.

Uitspraak

201007915/2/R3.
Datum uitspraak: 30 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Gemert-Bakel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2010, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 30 september 2010.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 november 2010, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J. Schoneveld, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.T.H. Branten, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door M. van Zeeland, adviseur, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in een vergroting van een bouwblok ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Ter zitting is gebleken dat inmiddels een aanvraag om bouwvergunning bij de gemeente is ingediend voor de oprichting van twee stallen voor het houden van vleesvarkens, zodat een spoedeisend belang aan de zijde van [verzoeker] aanwezig is.
2.3. [verzoeker] woont in de onmiddellijke omgeving van het perceel en heeft bezwaren tegen de in het gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan voor het perceel geboden bouwblokvergroting tot 3 ha, zoals staat vermeld in de bij het bestemmingsplan behorende lijst "totaal overzicht wijzigingen". [verzoeker] stelt tegen de voorgenomen bouwblokvergroting een gemotiveerde zienswijze te hebben ingediend. Volgens [verzoeker] heeft de raad hierop bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte in het geheel geen acht geslagen en moet het er volgens [verzoeker] voor worden gehouden dat de raad in het geheel geen rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden. Volgens [verzoeker] wordt het woon- en leefklimaat van de omwonenden aangetast door de in het gewijzigde bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden voor de vestiging van de intensieve veehouderij en is van een duurzame locatie in verwevingsgebied als bedoeld in het reconstructieplan geen sprake.
2.4. De raad heeft zich blijkens de door hem bij het besluit van 27 mei 2010 vastgestelde "Nota van Zienswijzen" op het standpunt gesteld dat door [verzoeker] alleen een pro forma zienswijze is ingediend en is op deze zienswijze bij de beantwoording niet ingegaan.
Het zorgvuldigheidsbeginsel brengt evenwel met zich dat, indien een besluit met de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde uniforme openbare voorbereidingsprocedure is voorbereid, zoals in dit geval, de indiener van de binnen de wettelijke termijn ingebrachte niet nader toegelichte zienswijze onverwijld in de gelegenheid wordt gesteld om deze binnen twee weken van gronden te voorzien. Daar komt in dit geval bij dat de pro forma zienswijze door [verzoeker] op 8 maart 2010 bij de gemeente is ingediend, op welk moment er reeds een gemotiveerde zienswijze bij de gemeente lag, gericht tegen een ontwerp-wijzigingsplan van het thans ter plaatse geldende bestemmingsplan, welk ontwerp-wijzigingsplan overeenkomt met de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingsregeling voor het perceel. Naar aanleiding van deze zienswijze is [verzoeker] er bij brief van 22 maart 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel op gewezen dat de door dit college ten behoeve van de bedrijfsontwikkeling op het perceel aangevangen wijzigingsprocedure wordt gestaakt, omdat aan de raad het voorstel zal worden gedaan om de wijziging van het op het perceel aanwezige bouwblok mee te nemen bij de besluitvorming in de inmiddels aangevangen procedure tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan Buitengebied 2010.
Naar voorlopig oordeel van de voorzitter moet het er voor worden gehouden dat de raad bij de beantwoording van de zienswijzen dan ook de door [verzoeker] ingediende zienswijze buiten beschouwing heeft gelaten. Dat bij het gewijzigde vastgestelde bestemmingsplan een lijst behoort waarop het perceel is opgenomen als zijnde een perceel waarvoor een wijzigingsprocedure is gevolgd, leidt niet tot een ander oordeel, nu voor dit perceel de aangevangen wijzigingsprocedure is stop gezet en van een (onherroepelijk) wijzigingsplan geen sprake is. De raad kan alsnog bij wijze van schriftelijk verweer in de bodemprocedure op deze zienswijze gemotiveerd ingaan en een dergelijk verweer kan dan bij de beoordeling in de bodemprocedure worden betrokken. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen teneinde onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.
Overigens zal indien door de raad in de bodemprocedure een gemotiveerd standpunt over de planologische aanvaardbaarheid van de bestemmingsregeling voor het perceel en over de bezwaren van [verzoeker] naar voren is gebracht een verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening kunnen worden gedaan.
2.5. De voorzitter ziet daarom aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. De raad dient op de hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Gemert-Bakel van 27 mei 2010, nr. 41, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2010" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met de aanduiding "intensieve veehouderij" en het bouwvlak voor het perceel [locatie] te [plaats];
II. veroordeelt de raad van de gemeente Gemert-Bakel tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Gemert-Bakel aan [verzoekers] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2010
361.