201004769/1/H1.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 8 april 2010 in zaak nr. 08/2231 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Castricum.
Bij besluit van 24 januari 2008 heeft de gemeenteraad verklaard dat voor het perceel Hoogegeest 43a te Akersloot (hierna: het perceel) een bestemmingsplan wordt voorbereid.
Bij besluit van 5 juni 2008 heeft de gemeenteraad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 26 juni, 8 juli en 31 juli 2010.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2010, waar [appellant], en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door R. van den Haak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het [hoveniersbedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Met instemming van de gemeenteraad heeft [appellant] ter zitting nadere stukken overgelegd.
2.1. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank op grond van het proces-verbaal van de zitting geen uitspraak kon doen, nu het proces-verbaal onduidelijk en onleesbaar is, mist dat betoog feitelijke grondslag. Uit de in het dossier opgenomen aantekeningen van de zitting bij de rechtbank is niet gebleken dat de aantekeningen onleesbaar zijn.
2.2. Het voorbereidingsbesluit is genomen op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Castricum in verband met de aanvraag van het [hoveniersbedrijf] om vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) en bouwvergunning ten behoeve van het vernieuwen van een werkplaats/machineberging op het perceel in afwijking van het bestemmingsplan "Buitengebied". [appellant] woont naast dit perceel.
2.3. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
Ingevolge artikel 21, vierde lid, vervalt een besluit als in het eerste lid bedoeld, indien niet binnen één jaar na de datum van de inwerktreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd.
2.4. De gemeenteraad heeft op 14 februari 2008 het voorbereidingsbesluit ter inzage gelegd. Dit besluit is op die dag ook in werking getreden en gold tot 14 februari 2009. Het betoog van [appellant] dat de geldigheidsduur van het voorbereidingsbesluit thans is verstreken, leidt niet tot vernietiging daarvan. Op het moment van het nemen van het besluit op bezwaar tegen het besluit van 9 augustus 2005, waarbij op basis van voormeld voorbereidingsbesluit voor het project vrijstelling en bouwvergunning is verleend, gold immers het voorbereidingsbesluit.
2.5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 8 december 2004 in de zaak no.
200404310/1) komt de gemeenteraad bij het nemen van een voorbereidingsbesluit, in aanmerking genomen de bewoordingen van dat artikel en de aard van de bevoegdheid die daarin aan hem is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat een dergelijk geval zich hier niet voordoet, zodat, anders dan [appellant] betoogt, geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan. De rechtbank heeft daartoe terecht overwogen dat niet is gebleken van evidente strijd met provinciaal dan wel rijksplanologisch beleid.
Voorts heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de bezwaren van [appellant] tegen het bouwplan van [hoveniersbedrijf] in volle omvang aan de orde komen in het kader van het beroep van [appellant] tegen de op basis van het voorbereidingsbesluit verleende vrijstelling en bouwvergunning. Hetgeen [appellant] in dit verband in hoger beroep heeft aangevoerd, zal in deze procedure buiten beschouwing blijven.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010