ECLI:NL:RVS:2010:BO9196

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004218/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening reguliere bouwvergunning voor woninguitbreiding te Lage Zwaluwe

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 10 maart 2010 het beroep van [appellant] tegen de verlening van een reguliere bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen ongegrond heeft verklaard. De bouwvergunning, verleend op 24 oktober 2008, betreft de uitbreiding van een woning op het perceel [locatie] te Lage Zwaluwe. Het college had eerder op 24 maart 2009 het bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het bouwplan in overeenstemming was met het bestemmingsplan "Kern Lage Zwaluwe". [appellant] betoogde dat de uitbreiding in strijd was met de bestemming "Woondoeleinden", omdat de diepte van het hoofdgebouw na realisatie van het bouwplan meer dan 12 meter zou bedragen. Hij stelde dat de zuidgevel de voorgevel van de woning is, en niet de oostgevel, zoals door de rechtbank werd aangenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de oostgevel de meest gezichtsbepalende gevel is en dat de diepte van de woning na de uitbreiding 11,8 meter bedraagt, wat binnen de toegestane grenzen valt.

Daarnaast betoogde [appellant] dat het bouwplan niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand, omdat het advies van de welstandscommissie niet aan het besluit ten grondslag mocht worden gelegd. De rechtbank oordeelde echter dat het advies van de welstandscommissie op 25 augustus 2008 positief was en dat er geen gebreken waren die het college zouden hebben moeten weerhouden om dit advies te volgen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201004218/1/H1.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 maart 2010 in zaak nr. 09/2214 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2008 heeft het college aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend ten behoeve van de uitbreiding van de woning op het perceel [locatie] te Lage Zwaluwe (hierna: het perceel).
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2010, verzonden op 17 maart 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 mei 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. T.A.M. van Oosterhout, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.P.M. van Tiel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. D.J. Damen, advocaat te Capelle aan den IJssel, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de woning door gedeeltelijk een nieuw dak te plaatsen en de nokhoogte te verhogen. Voorts wordt de woning vergroot door middel van het oprichten van een ruimte die op de verdieping zal worden gebruikt als kantoor en op de begane grond als woonkamer. Bovendien voorziet het bouwplan in het oprichten van een zwembad in de kelder.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Kern Lage Zwaluwe" op het perceel rustende bestemming "Woondoeleinden", nu na realisering van het bouwplan de diepte van het hoofdgebouw meer dan 12 m bedraagt. Daartoe voert hij aan dat niet de oostgevel maar de zuidgevel van de woning de voorgevel is, omdat dit de meest gezichtsbepalende gevel van het gebouw is. Volgens [appellant] zou dit volgen uit de plaatsing van de huisnummers op de plankaart, de entree, de situering van de oprit, alsmede uit de omstandigheid dat de entree van de vijf in de directe omgeving gelegen panden zich eveneens aan de korte voorgevel bevindt. De overweging van de rechtbank dat vergunninghouder niet voor niets de voordeur in de oostgevel heeft geplaatst, acht [appellant] onbegrijpelijk, nu de voordeur ingevolge het ontwerp van de woning oorspronkelijk in de zuidgevel was gesitueerd.
2.2.1. Ingevolge artikel 11.3.1, aanhef en onder d, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan dient de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn.
Ingevolge artikel 11.3.2, aanhef en onder e, mag de diepte van een hoofdgebouw van een vrijstaande woning niet meer bedragen dan 12 m. Indien de bestaande diepte reeds meer bedraagt dan 12 m, mag deze worden gehandhaafd.
Ingevolge artikel 1, onder ii, is de voorgevel de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aan de straatzijde of het openbaar gebied.
Ingevolge artikel 2, onder d, voor zover hier van belang, is de diepte de buitenwerks gemeten afstand tussen het voor- en achtergevelvlak.
2.2.2. Door in de planvoorschriften te bepalen dat de voorgevel dient te worden opgericht in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn, heeft de planwetgever beoogd de meest gezichtsbepalende gevels op de plankaart tot uitdrukking te brengen. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de oostgevel van de woning de meest gezichtsbepalende gevel is en derhalve moet worden beschouwd als de voorgevel. Daarbij is van belang dat deze gevel in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn is opgericht. Voorts is de oostgevel gelegen aan de straatzijde en de voordeur schuin in de zuidoostgevel geplaatst. Dat de oprit van de woning met een bocht naar de garage toegaat en dat de beplanting in de voortuin de oostgevel van de woning enigszins aan het zicht onttrekt, doet daar niet aan af. Nu de diepte van de woning gemeten vanaf de voorgevel na het realiseren van het bouwplan 11,8 m bedraagt, wordt de in artikel 11.3.2, aanhef en onder e, toegestane maximale diepte van 12 m niet overschreden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Hij stelt dat het college het advies van de welstandscommissie van 25 augustus 2008 niet aan het besluit op bezwaar ten grondslag mocht leggen, nu het bouwplan niet in overeenstemming is met de visie en het ontwerp van het architectenbureau Van Vliet-Van Vliet Herpertz. Hij voert daartoe aan dat de in glas opgetrokken, verhoogde achtergevel een fel contrast vormt met het huidige aanzicht van de omliggende woningen en dat tengevolge van het te realiseren bouwplan zijn uitzicht wordt belemmerd.
2.3.1. De welstandscommissie heeft op 25 augustus 2008 een positief advies omtrent het bouwplan gegeven. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit advies niet zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet zonder meer aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft kunnen leggen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. De verwijzing naar de informatie van de architect, is daarvoor onvoldoende.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010
374-669.