ECLI:NL:RVS:2010:BO9175

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009058/1/R2 en 201009058/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Den Helder 2 Kegelcentrum en bouwvergunning Stichting Kegelsport Doesburg 2007

Op 22 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Doesburg het bestemmingsplan "Den Helder 2 Kegelcentrum" vastgesteld. Dit besluit werd gevolgd door een bouwvergunning op 27 juli 2010 voor de Stichting Kegelsport Doesburg 2007, die een kegelcentrum wil oprichten op het perceel Den Helder 2 te Doesburg. Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen op 14 september 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 26 november 2010 de zaak behandeld.

De voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat de besluiten van de raad en het college gecoördineerd waren voorbereid. De voorzitter ging in op de bezwaren van [appellant] en anderen, waaronder de afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de maximale bouwhoogte van 6 meter. De voorzitter concludeerde dat de raad zich op het standpunt had kunnen stellen dat het kegelcentrum geen onevenredige inbreuk zou maken op de belangen van de omwonenden, en dat de quick scan over flora en fauna voldoende was om de besluiten te onderbouwen.

De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond. De besluiten van de raad en het college werden in stand gehouden, en de voorzitter oordeelde dat de bouwvergunning terecht was verleend, aangezien er geen weigeringsgronden aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 24 december 2010.

Uitspraak

201009058/1/R2 en 201009058/2/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Doesburg,
en
1. de raad van de gemeente Doesburg,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Den Helder 2 Kegelcentrum" vastgesteld.
Bij besluit van 27 juli 2010 heeft het college aan de Stichting Kegelsport Doesburg 2007 bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kegelcentrum op het perceel Den Helder 2 te Doesburg, kadastraal bekend gemeente Doesburg sectie B, nummer 2228 (ged).
De besluiten van 22 juli 2010 en 27 juli 2010 zijn gelijktijdig bekend gemaakt.
Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2010, beroep ingesteld.
Voorts hebben [appellant] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Stichting Kegelsport Doesburg 2007 heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 november 2010, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. van der Pool, A.J.A. Putker, ir. H. Broier en H. Schuiling, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de Stichting Kegelsport Doesburg 2007, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de stichting, en [gemachtigde].
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. De besluiten van 22 juli 2010 en 27 juli 2010 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt.
Ten aanzien van het plan
2.3. Ter zitting hebben [appellant] en anderen het beroep voor zover betreffende de financiële of economische uitvoerbaarheid van het plan, ingetrokken.
2.4. Het plan voorziet in een kegelsportcentrum op een sportterrein aan de Magnolialaan 17 te Doesburg. De gronden waarop het kegelcentrum is voorzien, zijn in het kader van deze procedure aangewezen als het perceel Den Helder 2 en waren voorheen in gebruik als sportveld door de Korfbalvereniging Rivalen. Het op de verbeelding weergegeven bouwvlak is 60 bij 15 meter, waarvan maximaal 500 m² mag worden bebouwd.
Formele aspecten
2.5. Ter zitting hebben de raad en het college de belanghebbendheid van [appellant] en anderen bij het besluit van 22 juli 2010 in twijfel getrokken.
2.5.1. De voorzitter stelt vast dat de afstand tussen de woningen van verzoekers en het plangebied ongeveer 80 meter is, het een ontwikkeling van enige omvang betreft en verzoekers, in ieder geval het grootste deel van het jaar, rechtstreeks zicht hebben op het voorziene kegelcentrum. Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] en anderen niet als belanghebbenden bij het besluit kunnen worden aangemerkt.
Het betoog faalt.
2.6. [appellant] en anderen stellen dat de "Flora- en faunarapportage, Den Helder 2 Kegelcentrum", van SAB Arnhem, van 11 januari 2010, (hierna: de quick scan) ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen bij de stukken. Deze rapportage is pas eind juli, op verzoek, aan hen beschikbaar gesteld.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de quick scan niet ter inzage is gelegd bij het ontwerp- en vastgestelde plan. Voor zover dat wel zou zijn vereist zijn verzoekers hierdoor echter niet benadeeld, noch zijn hierdoor derden in hun belangen geschaad, aldus de raad. Daartoe betoogt hij dat de toets uit de plantoelichting blijkt en deze ter inzage is gelegd. Bovendien is de quick scan, na het verzoek daartoe, direct aan verzoekers toegestuurd. De raad wijst erop dat de quick scan wel digitaal beschikbaar was.
2.6.2. De voorzitter stelt vast dat de quick scan grotendeels in de plantoelichting is overgenomen. Die delen uit de quick scan die niet zijn overgenomen in de plantoelichting, waaronder de literatuurlijst, bevatten geen informatie die noodzakelijk moet worden geacht voor de beoordeling van het plan.
Gelet op de in de plantoelichting opgenomen informatie uit de quick scan was verdere informatie over de flora en fauna niet redelijkerwijs nodig voor een beoordeling van het plan. De quick scan hoefde in dit geval dan ook niet separaat bij het plan ter inzage te worden gelegd.
Het betoog faalt.
Inhoudelijke aspecten
2.7. [appellant] en anderen stellen dat het kegelcentrum ten onrechte dichtbij de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: de EHS) is voorzien. Zij vrezen voor verstoring en aantasting van de EHS, onder meer door de maximaal toegestane bouwhoogte. Voorts stellen zij dat de quick scan onjuiste en onvolledige informatie bevat, omdat slechts sprake is van een "biotoop-inschatting" en in de quick scan een aantal feiten niet is meegenomen.
2.7.1. De raad stelt zich, op basis van de quick scan, op het standpunt dat het plangebied niet in, maar nabij de EHS, de "Dode arm van de Oude IJssel", is gelegen zodat de externe werking van het plan op de EHS is bezien. Het plan vormt geen belemmering voor de EHS omdat het kleinschalig van karakter is. Daarbij worden de natuurdoeltypen niet aangetast, omdat ingrepen in water en oevers niet plaatsvinden en stroomgraslanden niet voorkomen direct grenzend aan het plangebied. Verstoring door verkeer wordt voorkomen doordat elders, bij zwembad Den Helder, wordt geparkeerd. Voor zover mogelijk toch sprake zou zijn van verstoring door verlichting en mensen, stelt de raad dat daar in de huidige situatie reeds sprake van is en de toekomstige situatie niet afwijkt. Voorts zijn voorwaarden aan de verlichting gesteld, waardoor onder andere geen sprake is van rechtstreekse verlichting op de bomenrij en het watervoerende element. Volgens de raad is er gelet op het bovenstaande geen sprake van aantasting van de EHS.
2.7.2. De quick scan is opgesteld op grond van gegevens van het Natuurloket, andere openbare bronnen omtrent de verspreiding van soorten en een veldbezoek door een ecoloog van SAB Arnhem B.V. (de biotoop-inschatting). De stelling van [appellant] en anderen dat slechts sprake is van een biotoop-inschatting, is derhalve onjuist. Voorts blijkt uit deze quick scan niet dat de door [appellant] en anderen bedoelde feiten hierin niet in voldoende mate zijn meegenomen.
[appellant] en anderen hebben dan ook niet aannemelijk gemaakt dat aan de quick scan zodanige gebreken kleven dat de raad zich hier bij de vaststelling van het plan niet op heeft mogen baseren. Nu uit deze quick scan blijkt dat geen sprake zal zijn van aantasting van de EHS of verstoring van de daar levende soorten, en [appellant] en anderen geen onderzoek hebben overgelegd waaruit het tegendeel blijkt, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan de EHS niet zal aantasten of belemmeren.
Het betoog faalt.
2.8. [appellant] en anderen stellen dat ten onrechte een maximale bouwhoogte van 6 meter wordt toegestaan. Deze hoogte is ter plaatse niet passend en is ruim twee maal de hoogte van het bestaande gebouw op het terrein.
2.8.1. In hetgeen [appellant] en anderen aanvoeren ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouwhoogte van 6 meter geen onevenredige inbreuk is op de belangen van [appellant] en anderen. Daarbij acht de voorzitter van belang dat aansluiting is gezocht bij de hoogtes van de woningen die het sportterrein omringen, het een stedelijke omgeving betreft en het kegelcentrum op een afstand van ongeveer 80 meter is voorzien. De omstandigheid dat het gebouw van de korfbalvereniging op hetzelfde terrein slechts 2,5 meter hoog is, kan daaraan niet afdoen.
Het betoog faalt.
2.9. [appellant] en anderen vrezen voor geluidhinder, onder meer door het toegestane gebruik van het kegelcentrum voor horeca en de mogelijke speelvoorziening. Volgens hen is dit gebruik niet passend.
2.9.1. De raad heeft bij het opstellen van het plan aansluiting gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit het jaar 2007 (hierna: de VNG-brochure). Hij stelt dat de minimaal aanbevolen afstand tussen het voorziene kegelcentrum en gevoelige functies in de rustige woonwijk, 30 meter bedraagt. Omdat de kortste afstand tussen het voorziene kegelcentrum en de woningen aan de Irisstraat ongeveer 80 meter is, voldoet de ontwikkeling aan de VNG-brochure, volgens de raad. De raad verwacht derhalve geen geluidsoverlast die tot een onevenredige aantasting van de belangen van [appellant] en anderen zal leiden.
Volgens de raad zijn de toegestane horeca en speelvoorziening ondergeschikt aan de hoofdbestemming kegelcentrum en betreft het geen zelfstandige gebruiksmogelijkheden. Omdat ze aan de hoofdbestemming zijn gekoppeld, zijn ze als zodanig in de beoordeling meegewogen.
2.9.2. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval niet de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden tot uitgangspunt heeft mogen nemen. Gelet daarop is niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van [appellant] en anderen. De enkele vrees voor geluidsoverlast, ondanks te nemen bouwkundige voorzieningen, is daartoe onvoldoende. Evenmin hebben [appellant] en anderen aannemelijk gemaakt dat het gebruik van het kegelcentrum voor horeca en de mogelijke speelvoorziening niet passend is ter plaatse. Dat zij dit gebruik ongewenst en overbodig achten, is daartoe onvoldoende.
Het betoog faalt.
2.10. [appellant] en anderen stellen dat hun voorstel om de entree van het kegelcentrum te verplaatsen naar de noordkant van het perceel, gelet op de aantasting van de EHS en geluidsoverlast, ten onrechte niet is overgenomen.
2.10.1. De voorzitter begrijpt het betoog van [appellant] en anderen zo, dat zij wensen dat in het plan zodanige beperkingen worden opgenomen dat de entree enkel aan de noordkant van het perceel kan worden gesitueerd. Nu de raad zich, zoals overwogen in rechtsoverweging 2.7.2. en 2.9.2, op het standpunt heeft kunnen stellen dat de EHS niet zal worden aangetast en dat van geluidsoverlast geen sprake zal zijn, heeft hij in hetgeen door [appellant] en anderen is gesteld over de entree geen aanleiding hoeven zien om het plan in zoverre niet vast te stellen.
Het betoog faalt.
2.11. Voor zover [appellant] en anderen stellen dat in het plan ten onrechte geen groenblijvende afscheiding van het voorziene kegelcentrum naar hun woningen verplicht is gesteld, overweegt de voorzitter het volgende.
De raad heeft zich in de stukken en ter zitting op het standpunt gesteld dat het plan niet voorziet in een groenblijvende afscheiding omdat een dergelijke afscheiding niet noodzakelijk is. Daarbij wijst hij op de afstand van het voorziene kegelcentrum tot de woningen, de omstandigheid dat op korte afstand van de woningen van [appellant] en anderen al een hekwerk staat met een groenstrook, en de gewenste sociale controle. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.
Het betoog faalt.
2.12. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep, voor zover gericht tegen het plan, is ongegrond.
Ten aanzien van de bouwvergunning
2.13. [appellant] en anderen hebben ter onderbouwing van hun beroep tegen de verleende bouwvergunning geen andere beroepsgronden aangevoerd dan de beroepsgronden die zijn ingediend tegen het plan.
2.13.1. De verleende bouwvergunning is gebaseerd op het bestemmingsplan "Den Helder 2 Kegelcentrum".
2.14. Gezien artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien zich één van de in dat lid genoemde weigeringsgronden voordoet. [appellant] en anderen hebben niet onderbouwd dat in dit geval sprake zou zijn van één van deze weigeringsgronden. Het college heeft bij het bestreden besluit dan ook terecht de bouwvergunning verleend.
Het beroep van [appellant] en anderen is ook in zoverre ongegrond.
2.15. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I verklaart het beroep ongegrond.
II wijst het verzoek af;
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Troost
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010
458.