ECLI:NL:RVS:2010:BO9159

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001953/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Zandekkers-Ravenswaaij en de mogelijkheid tot woningbouw in Ravenswaaij

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Zandekkers-Ravenswaaij" dat op 22 december 2009 door de raad van de gemeente Buren is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de appellanten, bewoners van de gemeente, op 24 februari 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat het bestemmingsplan ten onrechte de mogelijkheid biedt tot de bouw van 49 woningen, wat zij als te groot beschouwen in verhouding tot de bestaande dorpskern van Ravenswaaij, die slechts ongeveer 50 woningen telt. De raad van de gemeente Buren verdedigt het plan door te stellen dat de nieuwbouw stedenbouwkundig aansluit bij de dorpskern en dat het plan binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten past.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 november 2010 ter zitting behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij zij ook hebben gewezen op de Woonvisie 2007 en de Woonvisie 2010-2020, die verschillende aantallen woningen vermelden. De raad heeft aangegeven dat de nieuwbouw in lijn is met de meest recente Woonvisie en dat er rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen.

Daarnaast hebben de appellanten aangevoerd dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan onvoldoende is onderzocht. De raad heeft echter gesteld dat er een samenwerkingsovereenkomst is met de projectontwikkelaar, waardoor de kosten vergoed worden. De Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar is.

Een ander belangrijk punt van discussie was het onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten in het plangebied. De appellanten hebben betoogd dat de raad het bestemmingsplan ten onrechte heeft vastgesteld zonder voldoende onderzoek. De Afdeling concludeert dat de raad inderdaad onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het nemen van het besluit, wat leidt tot de vernietiging van het besluit van de raad van de gemeente Buren. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter geheel in stand, en de raad wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

201001953/1/R2.
Datum uitspraak: 29 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonende te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Buren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Zandekkers-Ravenswaaij" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2010, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. R. Scholten, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en de raad bijgestaan door mr. N.B. de Neef, advocaat te Dordrecht en vertegenwoordigd door drs. I.A.C. van de Sande, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de mogelijkheid tot het bouwen van maximaal 49 woningen in twee fasen, aan de zuid-oostrand van de kern Ravenswaaij.
2.1.1. Een deel van de gronden heeft de bestemming "Wonen" gekregen en een deel de bestemming "Woongebied - uit te werken".
Ingevolge artikel 7 van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor het bouwen van maximaal 28 nieuwe woningen.
Ingevolge artikel 8 is een uitwerkingsverplichting opgenomen, ten behoeve van de bestemming "Woongebied - uit te werken". Deze gronden zijn bestemd voor maximaal 21 nieuwe woningen.
2.2. [appellanten] voeren aan dat het bestemmingsplan ten onrechte voorziet in de mogelijkheid tot realisering van in totaal 49 woningen.
2.3. [appellanten] voeren hiertoe allereerst aan dat de in het plan voorziene nieuwbouw te groot is in vergelijking met de bestaande dorpskern van Ravenswaaij. Zij wijzen er hierbij op dat de bestaande dorpskern slechts ongeveer 50 woningen omvat. Volgens hen is het plan in strijd met het eigen beleid van de raad. Ter zitting hebben [appellanten] daarbij aangevoerd dat in de Woonvisie 2007 minder woningen worden genoemd dan in de latere Woonvisie 2010-2020.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de nieuwbouw in stedenbouwkundig opzicht aansluit bij de bestaande dorpskern van Ravenswaaij. Bovendien heeft de raad er bij de realisering van de bouw aan de Rozenstraat rekening mee gehouden dat er nieuwbouw zal komen in het plangebied. Volgens de raad past het plan binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten.
2.3.3. Voor zover thans van belang, staat in de Woonvisie 2010-2020 en de Structuurvisie Buren 2009-2019 (hierna: Structuurvisie) onder meer dat de raad van de gemeente Buren in de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2020 de bouw van tenminste 1465 woningen wenst te realiseren. Het doel hierbij is te voorzien in voldoende huisvesting voor alle inwoners van de gemeente Buren. In de Structuurvisie is voor Ravenswaaij een uitbreiding van ongeveer 25 woningen voorzien tot 2015 en van ongeveer 25 woningen na 2015.
2.3.4. Ten aanzien van het betoog van [appellanten] dat de nieuwbouw buitenproportioneel is overweegt de Afdeling als volgt. De bouw van de in het plan voorziene woningen past binnen het beleid dat is verwoord in de Woonvisie 2010-2020 en de Structuurvisie. De Woonvisie 2010-2020 was het meest recente beleidsdocument ten tijde van het nemen van het besluit. De raad hoefde daarom niet uit te gaan van de Woonvisie 2007. De Afdeling neemt tevens in aanmerking dat de raad met het plan in stedenbouwkundig opzicht aansluiting heeft gezocht bij de bestaande dorpskern van Ravenswaaij. Het betoog van [appellanten] dat het bestemmingsplan ten onrechte voorziet in nieuwbouw die te groot is in verhouding tot de dorpskern, faalt derhalve.
2.4. [appellanten] voeren verder aan dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan onvoldoende door de raad is onderzocht. Uitgaande van de lokale behoefte, stellen [appellanten] dat er slechts behoefte bestaat aan kleinschalige nieuwbouw, waardoor het bestemmingsplan niet financieel uitvoerbaar zal zijn.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de behoefte aan nieuwe woningen in de hele gemeente Buren het uitgangspunt vormde, en niet slechts de behoefte in het dorp Ravenswaaij. Doordat er in twee fasen gebouwd wordt, kunnen de plannen in de tweede fase zo nodig heroverwogen worden. Aangezien er een exploitatieovereenkomst is gesloten met de projectontwikkelaar, worden de door de raad te maken kosten vergoed, aldus de raad.
2.4.2. De Afdeling overweegt dat is gebleken dat de raad een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met de projectontwikkelaar en dat de realisatie van het plan als gevolg daarvan voor risico en rekening van de projectontwikkelaar komt. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar is.
2.5. [appellanten] betogen tevens dat ondeugdelijk onderzoek is uitgevoerd door de raad naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten in het plangebied. Zij wijzen erop dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV), naar aanleiding van een verzoek van [appellanten], bij brief van 10 november 2009, Burgland Projectontwikkeling Regio West B.V. heeft verzocht om nader onderzoek te laten uitvoeren naar de aanwezigheid van amfibieën en vogels in het plangebied. [appellanten] betogen dat de raad desondanks ten onrechte het bestemmingsplan heeft vastgesteld, terwijl hij wist dat nader onderzoek noodzakelijk was.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat uit een, in 2007 uitgevoerd, verkennend flora- en faunaonderzoek naar voren kwam dat in het plangebied naar verwachting geen beschermde plant- of diersoorten voorkomen. Naar aanleiding van het verzoek van de minister van LNV is een nader onderzoek gestart. Indien zou blijken dat een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) aangevraagd dient te worden, dient deze voor aanvang van de werkzaamheden te zijn verkregen, aldus de raad.
2.5.2. De vraag of voor de uitvoering van het plan een ontheffing op grond van de Ffw nodig is, en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komt in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.5.3. Gezien de brief van de minister van LNV van 10 november 2009, overweegt de Afdeling dat het in de rede had gelegen dat de raad nader onderzoek had laten uitvoeren, voordat de raad het besluit nam tot vaststelling van het bestemmingsplan. Zij neemt daarbij in aanmerking dat het voorlopige onderzoek is uitgevoerd in een periode die volgens de minister van LNV niet de meest geschikte is voor het doen van een dergelijk onderzoek. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
2.6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
2.7. Naar aanleiding van de in opdracht van de raad verrichte nadere onderzoeken door Laneco, Landschaps & Ecologisch Advies, zal de Afdeling nagaan of aanleiding bestaat toepassing te geven aan artikel 8:72, derde lid, van de Awb.
Uit de tussenrapportage van Laneco van 8 april 2010 volgt dat in de omgeving van het plangebied steenuilen zijn gesignaleerd, die een beschermde inheemse diersoort zijn als bedoeld in de Ffw. Uit dit rapport blijkt op voorhand niet dat het plangebied zelf kan worden aangemerkt als voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaats van de steenuil. Volgens dit rapport zijn er geen nestplaatsen in het plangebied zelf. Gelet daarop is er geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw in zoverre op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
In het rapport van Laneco van 24 augustus 2010 (hierna: het Laneco rapport) is aan de hand van de criteria voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Ffw bezien of ten aanzien van de in het plangebied aangetroffen rugstreeppad en poelkikker ontheffing kan worden verleend van het in artikel 11 van de Ffw neergelegde verbod met het oog op de realisering van maximaal 49 woningen in het relevante deel van het plangebied. Behoudens het bestaan van een alternatieve locatie zijn de hierin neergelegde conclusies door [appellanten] niet weersproken.
Ter zitting hebben zij aangegeven dat de andere kant van de Maatsteeg geschikt is als alternatieve locatie voor de bouw van de nieuwbouwwoningen. De raad heeft zich in reactie hierop op het standpunt gesteld dat, onder meer vanwege agrarische bedrijvigheid in de nabijheid, deze locatie niet als een geschikt alternatief kan gelden. Dit acht de Afdeling niet onaannemelijk. De Afdeling overweegt daarom dat de raad, in het licht van hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, uit het Laneco rapport heeft mogen afleiden dat er ook in zoverre op voorhand geen grond is om aan te nemen dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Derhalve ziet de Afdeling aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
2.8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Buren van 22 december 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Zandekkers-Ravenswaaij";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Buren tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdenvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Buren aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2010
218-677.