ECLI:NL:RVS:2010:BO9146

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007854/1/R3 en 201007854/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • W. van Steenbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Schutterspark vastgesteld door de gemeente Brunssum

Op 21 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Brunssum het bestemmingsplan "Schutterspark" vastgesteld. De vereniging IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Brunssum & Onderbanken, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, met een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2010 uitspraak gedaan. De voorzitter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de status van het schutterspark als beschermd stads- en dorpsgezicht. IVN betoogde dat de ontwikkelingen in het schutterspark, waaronder de aanleg van een boomkronenpad, in strijd zijn met deze status. De raad verdedigde dat het boomkronenpad een educatief project is dat de natuur en cultuur respecteert. De voorzitter oordeelde dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met provinciaal beleid en dat er geen beletsel was om het bestemmingsplan vast te stellen. IVN voerde ook aan dat de Flora- en faunawet in de weg staat aan de uitvoering van het plan, maar de voorzitter oordeelde dat de raad niet had hoeven inzien dat de wet aan de uitvoerbaarheid in de weg staat. De voorzitter concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201007854/1/R3 en 201007854/2/R3.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de vereniging IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Brunssum & Onderbanken, gevestigd te Brunssum,
appellante,
en
de raad van de gemeente Brunssum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Schutterspark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft IVN bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2010, heeft IVN de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 december 2010, waar IVN, vertegenwoordigd door J. Vantilt, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.D. Lelieveld, L.J. Vanhommerig en mr. R.P.M. Keulers, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. IVN betoogt dat verschillende voorziene ontwikkelingen in het schutterspark in strijd zijn met de status van het schutterspark als beschermd stads- en dorpsgezicht. IVN wijst in dit verband op de toegestane horeca, een bedrijfswoning en de in verband daarmee aan te leggen verlichting en het persriool, een blotevoetenpad en het boomkronenpad, een pad op ongeveer 25 meter hoogte waarover bezoekers via ladders en bruggen tussen de kruinen van bomen kunnen lopen.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het boomkronenpad een toeristisch-recreatief en educatief project is waar mensen op een unieke wijze in contact gebracht worden met de natuur, cultuur en geschiedenis in het Schutterspark. Het erfgoed van John Bergmans wordt volgens de raad wel degelijk gerespecteerd doordat het plateau bij de entree van het boomkronenpad weer opnieuw ingericht gaat worden conform de denkbeelden van deze landschapsarchitect.
Voorts is in verband met de status van beschermd stads- en dorpsgezicht de aanduiding 'Waarde-Cultuurhistorie' opgenomen, waarmee onder meer is voorzien in een aanlegvergunningstelsel, aldus de raad.
2.2.2. Aan het plangebied is de aanduiding 'Waarde-Cultuurhistorie' toegekend.
Ingevolge artikel 10.1 van de planregels zijn de voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden, behalve voor de doeleinden van de andere krachtens het plan gegeven bestemmingen, primair bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.
Artikel 10.3 van de planregels voorziet voorts in een aanlegvergunningstelsel voor het uitvoeren van verschillende werken of werkzaamheden.
IVN heeft niet onderbouwd waarom, ondanks de bescherming die met toekenning van de aanduiding 'Waarde-Cultuurhistorie' aan het plangebied is gegeven en ondanks de wijze waarop bij de voorziene inrichting van het plan rekening wordt gehouden met de status van het plangebied als beschermd stads- en dorpsgezicht, de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldoende belang is gehecht aan die status.
2.3. IVN betoogt dat het provinciale beleid voor de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) in de weg staat aan verschillende van de hiervoor genoemde mogelijkheden die het plan biedt, alsmede aan de mogelijkheid om maximaal drie keer per jaar een concert te organiseren.
2.3.1. De voorzitter overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet is gebonden aan provinciaal beleid, maar dat hij daarmee wel rekening dient te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken.
De raad heeft naar voren gebracht dat naar aanleiding van een provinciale zienswijze omtrent het ontwerpplan met betrekking tot de effecten op de EHS het plangebied gezamenlijk met vertegenwoordigers van de provincie is bezocht om de aanwezige waarden te bekijken en dat het ontwerpplan in overleg op een aantal punten is gewijzigd. Voorafgaand aan de vaststelling van het plan is de nota 'herbegrenzing EHS Schutterspark gemeente Brunssum' voorgelegd. Nadat vanwege opmerkingen van provinciale zijde enkele wijzigingen dienden te worden aangebracht, is de nota nogmaals toegezonden en zijn van provinciale zijde hierop geen opmerkingen meer ingekomen, aldus de raad.
Onder deze omstandigheden geeft het aangevoerde de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij voldoende belang heeft gehecht aan het provinciale beleid op dit punt.
2.4. IVN voert aan dat nieuwe nestbomen in het plangebied noodzakelijk zijn ter voorkoming van verstoring van verschillende op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermde soorten als gevolg van het boomkronenpad.
2.4.1. Wat betreft dit betoog overweegt de voorzitter dat de vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel aan de orde komen in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat.
De raad stelt zich op het standpunt dat voor de aanleg van het boomkronenpad in principe geen bomenkap noodzakelijk is en dat oude nestbomen dus worden gespaard. Het wandelen door de kruinen van bomen is qua belasting van de natuurlijke omgeving volgens de raad vergelijkbaar met het huidige wandelen en fietsen op de reeds aangelegde fiets- en wandelpaden in het gebied, met dien verstande dat de bezoekers van het boomkronenpad middels aanduidingen en aanwijzingen bewust gemaakt worden van het betreden van een specifiek leefgebied van flora en fauna. De raad wijst er op dat het bestaande boomkronenpad in het natuurgebied Hondsrug in Drenthe een goed voorbeeld is waarbij natuurwaarden behouden blijven.
IVN heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad niettemin op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de voorziene aanleg van het boomkronenpad in de weg staat.
2.5. Volgens IVN had beter moeten worden onderzocht of alternatieve locaties voorhanden zijn.
2.5.1. In reactie op de stelling van IVN dat de recreatiemogelijkheden beter kunnen worden gecombineerd met het nabij het plangebied voorziene attractiepark heeft de raad naar voren gebracht dat deze combinatie ongewenst is, onder meer omdat de recreatie in het attractiepark aanmerkelijk intensiever van aard is dan de recreatie zoals die is voorzien in het schutterspark. Voorts heeft de raad toegelicht dat vestiging in het stadspark niet mogelijk is en dat ook de Brunssummerheide zich daarvoor, als Natura 2000-gebied, niet leent.
2.5.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij de afweging omtrent de mogelijkheid tot het combineren van voorzieningen met het voorziene attractiepark in redelijkheid de wens tot het maken van een onderscheid in intensiteit van de recreatie kunnen betrekken. Gelet op de toelichting van de raad op de gekozen locatie geeft hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de beschikbaarheid van een alternatieve locatie geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten het plan in de uiteindelijk door hem gekozen vorm vast te stellen.
2.6. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Steenbergen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010
528.