201006168/1/H2.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 mei 2010 in zaak nr. 09/1501 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand gevestigd te Utrecht, hierna: de raad).
Bij besluit van 17 oktober 2008 heeft de raad een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2010, verzonden op 17 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2010, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 27 juli 2010 zijn de gronden van het hoger beroep nader aangevuld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam bij de raad, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. [appellante] heeft een toevoeging aangevraagd voor een procedure of advies ter zake van een geschil over de ten onrechte ingehouden bedragen op haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen (hierna: het college) ten behoeve van betalingen aan energiemaatschappij Delta N.V. (hierna: de energiemaatschappij).
Bij besluit van 17 oktober 2008, gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 17 maart 2009, heeft de raad geweigerd de gevraagde toevoeging te verlenen, omdat het naar het oordeel van de raad een belang betreft waarvan de behartiging aan de rechtzoekende zelf kan worden overgelaten, zonodig met bijstand van een andere persoon of instelling. In dit stadium van het geschil is juridische bijstand van een advocaat niet noodzakelijk. Het niet-spreken van de Nederlandse taal, het niet-beschikken over juridische kennis of de gezondheid van de rechtzoekende maken niet dat een noodzaak tot juridische bijstand bestaat, aldus de raad.
De rechtbank heeft dit standpunt van de raad gevolgd.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de gevraagde toevoeging terecht heeft afgewezen op de grond dat de hulp van een advocaat in dit geval niet noodzakelijk was. Zij voert daartoe aan dat zij voorafgaande aan de gevraagde rechtsbijstand heeft getracht zelf haar belangen te behartigen door met hulp van haar zoon bij de energiemaatschappij en het college de benodigde informatie te verzamelen. Nu zij daarin niet is geslaagd, dient zij in aanmerking te worden gebracht voor gefinancierde rechtsbijstand, aldus [appellante].
2.3.1. Blijkens de aanvraag en de toelichting daarop ziet de gevraagde rechtsbijstand op het opvragen van een overzicht van betalingen vanaf juli 2006 aan de energiemaatschappij door of namens het college om vervolgens aan de hand daarvan te bepalen of een restitutievordering kans van slagen heeft.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het opvragen van deze informatie en het beoordelen daarvan niet zodanig juridisch complex is, dat daarvoor juridische bijstand van een advocaat noodzakelijk was. Van [appellante] mocht worden verwacht dat zij zelf de benodigde informatie bij het college of de energiemaatschappij zou opvragen. Dat dit, naar gesteld, vooralsnog niet is gelukt, maakt niet dat van [appellante] niet kon worden verlangd dat zij deze informatie nogmaals zelf zou opvragen, zonodig met hulp van een andere persoon of instelling.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de raad de gevraagde rechtsbijstand mocht weigeren op grond van artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wrb.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010