201003342/1/R3.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Boekel,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Boekel,
de raad van de gemeente Boekel,
verweerder.
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Sint-Agathaplein - (her)ontwikkeling zuidwand" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2010, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2010, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door haar [directeuren], bijgestaan door ing H. Schut, en de raad, vertegenwoordigd door G. Klop, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan heeft betrekking op de vervangende nieuwbouw van 4 winkelunits en 12 appartementen aan het Sint Agathaplein. Ten opzichte van het voorheen geldende plan wordt de bouw van 8 nieuwe appartementen mogelijk gemaakt. Niet in geschil is dat in verband hiermee ten minste 12 nieuwe parkeerplaatsen moeten worden aangelegd.
2.2. [appellant sub 1] betoogt dat het plan niet uitvoerbaar is nu de parkeerplaatsen geprojecteerd zijn op gronden ten laste waarvan bij notariële akte, als erfdienstbaarheid, een recht van uitweg is gevestigd ten behoeve van onder meer zijn perceel aan [locatie a].
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De raad voert aan dat, hoewel vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen optimale situatie zal ontstaan, voldoende ruimte bestaat voor aanleg van de parkeerplaatsen op de gronden met de bestemming "Centrum (C)" buiten het bouwvlak zonder inbreuk te maken op het recht van uitweg.
2.2.2. In deze procedure staat het plan ter beoordeling en niet de concrete plannen met tekeningen ter uitvoering daarvan. Voor zover [appellant sub 1] heeft willen betogen dat sprake is van een concreet uitvoeringsplan dat zich niet verdraagt met de erfdienstbaarheid, kan dat derhalve hier niet aan de orde komen.
2.2.3. Blijkens de plantoelichting wordt beoogd de parkeerplaatsen te situeren aan de achterzijde van het perceel op de gronden met de bestemming "Centrum (C)" buiten het bouwvlak. Volgens de akte van erfdienstbaarheid is een recht van uitweg gevestigd op een deel van deze gronden.
2.2.4. In de akte is, voor zover thans van belang, bepaald dat het de eigenaar van het dienende erf verboden is om voorwerpen te plaatsen of doen plaatsen waardoor de doorgang/doorrit wordt bemoeilijkt of verhinderd.
2.2.5. Over het betoog dat uit de plantoelichting valt af te leiden dat de voorziene parkeerplaatsen de erfdienstbaarheid belemmeren wordt overwogen dat aan de toelichting geen bindende betekenis toekomt. Het standpunt van de raad dat ook een andere uitvoering mogelijk is, omdat binnen het plangebied ruimte bestaat de parkeerplaatsen bovengronds te realiseren zonder de erfdienstbaarheid te belemmeren, wordt ondersteund door de plankaart en een hierop gebaseerde door [appellant sub 1] gemaakte kaart en door [appellant sub 1] niet weersproken. Voorts zijn de op grond van artikel 3.1., onder h, van de planregels voor "Centrum (C)" aangewezen gronden onder meer bestemd voor ondergrondse parkeervoorzieningen. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de erfdienstbaarheid aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.3. [appellante sub 2] betoogt dat ten onrechte nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt op een afstand van minder dan 100 meter van haar bedrijfsperceel aan de[locatie b], op het plandeel met de bestemming "Centrum (C)" met de aanduiding "wonen". Deze afstand is volgens haar in strijd met de aanbevolen afstandsnorm in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de brochure) van meer dan 100 meter. In verband hiermee richt [appellante sub 2] zich ook tegen de ontheffingsmogelijkheden voor geringe overschrijdingen van het bouwvlak in artikel 6.1.1., aanhef en onder a, van de planregels en tegen het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10% in artikel 9.1.2 van de planregels.
2.3.1. De raad voert aan dat op de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing is op basis waarvan [appellante sub 2] een geluidsbelasting op de gevels van woningen mag produceren van ten hoogste 50 dB(A). De raad betoogt voorts dat slechts in geringe mate van de afstandsnorm van 100 meter wordt afgeweken. Voorts stelt de raad dat de ontheffingsmogelijkheid in de planregels een bevoegdheid is en geen verplichting. Van de bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt wanneer deze in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
2.3.2. De brochure is een hulpmiddel bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de daarin aangegeven afstanden hebben een indicatief karakter. Vast staat dat tussen het plangebied en het bedrijfsperceel twee rijen bestaande woningen staan ten aanzien waarvan [appellante sub 2] reeds aan de geluidsnorm van 50 dB(A) moet voldoen. Voorts wordt slechts in geringe mate van de afstandsnorm van 100 meter afgeweken. Daardoor is aannemelijk dat ook bij de nieuwe woningen aan de norm zal kunnen worden voldaan. Gelet hierop is de beslissing van de raad om van de brochure af te wijken niet onredelijk.
Aannemelijk is dat een eventuele ontheffing in geval van geringe overschrijdingen van het bouwvlak niet meer dan een zeer geringe invloed heeft op de geluidsbelasting. De ontheffing in artikel 9.1.2. van de planregels is slechts van toepassing op bouwwerken die onder het overgangsrecht van het plan vallen, hetgeen hier niet aan de orde is. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad de ontheffingsmogelijkheden niet in het plan heeft kunnen opnemen. Het betoog faalt.
2.4. [appellante sub 2] betoogt dat ambtenaren van de gemeente en het college van burgemeester en wethouders hebben verzuimd, ondanks toezeggingen, om ten behoeve van de bedrijfsverplaatsing van haar bedrijfsperceel aan de [locatie b] naar de [locatie c] een bestemmingsplan vast te stellen dat deze verplaatsing mogelijk maakt. Voorts betoogt [appellante sub 2] dat de centrumvisie meer woningen toestaat binnen 100 meter van haar bedrijfsperceel.
2.4.1. De vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden aan de [locatie c] noch de centrumvisie ligt ter beoordeling voor. Gelet hierop kan het betoog van [appellante sub 2] niet slagen.
2.5. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010