ECLI:NL:RVS:2010:BO8272

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004974/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor winkel met appartementen in Zwolle

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 8 april 2010 het beroep van appellanten tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle ongegrond verklaarde. Het college had op 18 juni 2008 vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor de oprichting van een winkel met acht appartementen, genaamd 'De Twaalf Apostelen', op een perceel gelegen aan de Menno van Coehoornsingel en de Spinhuisbredehoek te Zwolle. Appellanten, die zich benadeeld voelden door deze beslissing, stelden dat het bouwplan in strijd was met het geldende bestemmingsplan en dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende was. Ze voerden aan dat hun woon- en leefklimaat zou worden aangetast door de omvang en gebrekkige ruimtelijke inpassing van het gebouw.

De Raad van State oordeelde dat het bouwplan inmiddels in overeenstemming was met een nieuw vastgesteld bestemmingsplan, waardoor appellanten geen belang meer hadden bij hun betoog over de vrijstelling. Daarnaast werd vastgesteld dat het college in redelijkheid ontheffing kon verlenen van de parkeernormen in de Bouwverordening 2008, omdat er voldoende parkeergelegenheid op loopafstand beschikbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.

De uitspraak van de Raad van State is gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

201004974/1/H1.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroepen van:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellante sub 2], gevestigd te [woonplaats],
appellanten (hierna tezamen: [appellant] e.a.),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 april 2010 in zaak nr. 09/647 in het geding tussen:
onder meer [appellant] e.a.
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2008 heeft het college aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning en ontheffing van de bouwverordening verleend ten behoeve van het oprichten van een winkel met acht appartementen ("De Twaalf Apostelen") op de hoek van de Menno van Coehoornsingel en de Spinhuisbredehoek te Zwolle (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft het college het door [appellant] e.a. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] e.a. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 juni 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2010, waar [appellant] e.a., vertegenwoordigd door E.M. van der Kaaij, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.C.S. van Dop en S. Tjepkema, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar verschenen [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door E.D. van de Werfhorst.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van het besluit op bezwaar ter plaatse geldende bestemmingsplan "Noordereiland", en dat het college, teneinde voor het bouwplan bouwvergunning te kunnen verlenen, krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling van dat bestemmingsplan heeft verleend.
2.2. [appellant] e.a. betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte vrijstelling heeft verleend voor het bouwplan. In dat verband voeren zij onder meer aan dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is, dat hun woon- en leefklimaat wordt aangetast, gelet op de omvang en de gebrekkige ruimtelijke inpassing van het gebouw, en dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan in geding is.
2.2.1. Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft de raad van de gemeente Zwolle het bestemmingsplan "De Tanerij" vastgesteld. Bij uitspraak van 31 maart 2010, zaak nr.
200905851/1/R2, heeft de Afdeling het tegen de goedkeuring van dat plan ingestelde beroep ongegrond verklaard. Met deze uitspraak is het bestemmingsplan in rechte onaantastbaar geworden. Vast staat en niet in geschil is dat het bouwplan in overeenstemming is met dit bestemmingsplan. Dit brengt mee dat [appellant] e.a. geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun betoog. Thans is voor het realiseren van het bouwplan immers geen vrijstelling meer vereist. Dat [appellant] e.a. zelf geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan "De Tanerij" en derhalve geen partij waren in bovengenoemd geding, maakt dit niet anders.
2.3. [appellant] e.a. betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid ontheffing kon verlenen van de in de Bouwverordening 2008 (hierna: de bouwverordening) opgenomen parkeernormen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 2.5.30, zesde lid, van de bouwverordening.
2.3.1. Ingevolge artikel 2.5.30, tweede lid, van de bouwverordening moet, afhankelijk van de omvang en de bestemming van het gebouw, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's parkeerruimte in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, worden aangebracht conform de in dit artikel genoemde normen.
Ingevolge het zesde lid, sub a, kan het college ontheffing verlenen van het bepaalde in de voorgaande leden voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Ingevolge sub c, voor zover van belang, wordt de ontheffing in geval van nieuwbouw of verbouw in het Centrumgebied waarbij uitbreiding van het aantal m2 bvo plaatsvindt, dan wel een wijziging van de bestemming, de functie en/of het gebruik van het gebouw, alleen verleend onder een compenserende bijdrage aan de gemeente als daar genoemd.
2.3.2. Niet in geschil is dat de in de bouwverordening neergelegde parkeernorm voor dit bouwplan resulteert in een parkeerbehoefte van 17 parkeerplaatsen en dat 9 daarvan op eigen terrein kunnen worden aangelegd, zodat niet wordt voldaan aan het vereiste van artikel 2.5.30, tweede lid, van de bouwverordening. Het college heeft hiervan ontheffing verleend op grond van het zesde lid, sub a van dat artikel. Voor zover [appellant] e.a. hebben verwezen naar het gestelde onder 2 van dat artikellid (bedoeld zal zijn sub b), treft dit geen doel omdat de daarin neergelegde ontheffingsmogelijkheid hier niet van toepassing is. Op grond van de stukken, waaronder het ambtelijk advies van 12 november 2008, en het verhandelde ter zitting heeft het college aannemelijk gemaakt dat op andere wijze in de nodige parkeerruimte, in dit geval 8 plaatsen, wordt voorzien. In dit verband is gebleken dat op loopafstand van het bouwplan voldoende parkeergelegenheid voorhanden is. Nu voorts niet in geschil is dat is voldaan aan de tweede voorwaarde, neergelegd in artikel 2.5.30, zesde lid, sub c, dat het niet voldoen aan de in het tweede lid van dat artikel bedoelde norm financieel wordt gecompenseerd, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] e.a. op dit punt hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college de ontheffing niet kon verlenen. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010
357-642.