201004752/1/H1.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 maart 2010 in zaak nr. 09/3864 in het geding tussen:
[appellant], [wederpartij A] en [wederpartij B],
het college van burgemeester en wethouders van Woudrichem.
Bij besluit van 23 maart 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend ten behoeve van het oprichten van een woning met berging op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluiten van 14 juli 2009 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 maart 2010, verzonden op 2 april 2010, heeft de rechtbank het daartegen door [wederpartij B] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door [appellant] en [wederpartij B] ingestelde beroep ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2010, waar het college, vertegenwoordigd door P.A. Bouman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door A. Menhart en [gemachtigde], gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005" is de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied 1997", op 7 juli 1998 onder nummer 190.480 door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant gedeeltelijk goedgekeurd, van overeenkomstige toepassing verklaard. Op het perceel rust de bestemming "Wonen (dubbelbestemming)".
Ingevolge artikel 3 van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan zijn behoudens het bepaalde in de andere artikelen op het plan van overeenkomstige toepassing de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997", zoals deze op 3 december 1997 zijn vastgesteld en op 7 juli onder nummer 190.480 door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant gedeeltelijk zijn goedgekeurd.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" zijn de op de plankaart mede als "Wonen (dubbelbestemming)" aangewezen gronden, samen met de gronden, die bij de betreffende woning horen op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mede bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b1, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005" is artikel 14, derde lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" vervangen door de volgende bepaling: een woning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning, te weten het gebouw dat op de plankaart met de code W is aangepijld.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 10, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" wordt onder bestaande woning verstaan de woning zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of rechtens mag bestaan.
2.2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de op te richten woning niet kan worden gekwalificeerd als bestaande woning als bedoeld in het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005". Daartoe voeren zij aan dat de rechtbank ten onrechte en zonder motivering heeft aangenomen dat de woning op het perceel rechtens mag bestaan. Voorts is op de plankaart geen gebouw aangepijld met de code "W", zo stellen zij. Tot slot kan volgens [appellant] en anderen uit de plantoelichting worden afgeleid dat met de planvoorschriften is bedoeld het bouwen van nieuwe woningen daar waar nog geen woningen zijn, tegen te gaan.
2.2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat twee definities voor het begrip "bestaande woning" gelden, nu artikel 14, derde lid, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" is vervangen door artikel 2, aanhef en onder b1, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005" en voorts artikel 1, aanhef en onder 10, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997", gelet op artikel 3 van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005", nog steeds geldt. De Afdeling is evenwel, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een bestaande woning, slechts dient te worden getoetst aan artikel 2, aanhef en onder b1, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005", waarin het begrip "bestaande woning" nader is gedefinieerd. Gelet op artikel 3 van dat bestemmingsplan en de daarin opgenomen zinsnede "behoudens het bepaalde in de andere artikelen op het plan" (lees: de artikelen 1 en 2), dient voormeld artikel 2, aanhef en onder b1, in het geval dat op een perceel de bestemming "Wonen (dubbelbestemming)" rust, zoals hier het geval is, te prevaleren boven artikel 1, aanhef en onder 10, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997". Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Gezien de in het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005" opgenomen beschrijving van bestaande woning als een gebouw dat op de plankaart met de code "W" is aangepijld, kan op het perceel een woning worden gerealiseerd. Ter zitting is gebleken dat is beoogd de woning te realiseren op de locatie die op de plankaart behorende bij dit bestemmingsplan is aangeduid met een gebouw en een pijl die erop wijst dat op dat gebouw de letter "W" van toepassing is. Dat er feitelijk geen woning aanwezig is of is geweest, leidt, anders dan [appellant] en anderen betogen, niet tot een ander oordeel. De op de plankaart weergegeven situatie is immers bepalend. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de op te richten woning kan worden gekwalificeerd als bestaande woning als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b1, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997-Herziening 2005".
Hetgeen aangaande het oprichten van nieuwe woningen in het buitengebied in de plantoelichting wordt opgemerkt, maakt het vorenstaande niet anders, aangezien deze toelichting het bestemmingsplan weliswaar vergezelt doch daarvan geen deel uitmaakt, zodat daaraan geen bindende betekenis toekomt. Gelet hierop staat het bestemmingsplan aan het oprichten van de woning op het perceel niet in de weg.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet was gehouden de gevraagde bouwvergunning te verlenen. Daartoe stellen zij dat door het oprichten van de nieuwe woning de openheid van de omgeving alsmede hun privacy worden aangetast. Voorts stellen zij dat de waarde van hun onroerende zaken door het realiseren van het bouwplan wordt verminderd en dat tevens de ontwikkeling van hun nabijgelegen agrarische bedrijf wordt beperkt.
2.3.1. Gelet op artikel 44 van de Woningwet dient het college uitsluitend te beoordelen of zich voor de bouwvergunning een van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet de bouwvergunning worden verleend; als dat wel zo is, moet deze worden geweigerd. De door [appellant] en anderen aangevoerde gronden zijn geen weigeringsgronden als bedoeld in voormeld artikel, zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college de bouwvergunning terecht en op goede gronden heeft verleend.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010