ECLI:NL:RVS:2010:BO8092

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003536/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake wijziging en aanvulling van vergunning op grond van de Grondwaterwet

In deze zaak heeft de Raad van State op 15 december 2010 uitspraak gedaan over de onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak om kennis te nemen van een beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Het bestreden besluit betrof de wijziging en aanvulling van een bestaande vergunning voor het onttrekken van grondwater, verleend aan de gemeente Enschede in 1957. De appellant had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de Afdeling oordeelde dat zij niet bevoegd was om het beroep te behandelen.

De Afdeling overwoog dat artikel 2.29 van de Invoeringswet Waterwet enkel een overgangsregeling bevat voor besluiten op ingediende aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet. Het bestreden besluit kon niet worden gelijkgesteld aan een dergelijk besluit, omdat het niet ging om een aanvraag maar om een wijziging van een bestaande vergunning. De wet en de wetsgeschiedenis gaven geen aanleiding voor een ander oordeel.

Daarom kon er geen beroep bij de Afdeling worden ingesteld, en verklaarde de Afdeling zich onbevoegd. Het beroepschrift werd ter behandeling doorgestuurd naar de rechtbank Zwolle. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de juiste procedures te volgen bij wijzigingen van vergunningen en de rol van overgangsrecht in de Waterwet.

Uitspraak

201003536/1/M1.
Datum uitspraak: 15 december 2010
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft het college met toepassing van de artikelen 22 en 23 van de Grondwaterwet de voorschriften, verbonden aan de bij besluit van 1 juni 1957 aan de gemeente Enschede, de rechtsvoorganger van de naamloze vennootschap Vitens N.V., verleende vergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening op de locatie Losser, gewijzigd en aangevuld. Het besluit is op 3 maart 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Orie en ing. H.M.G. Verresen, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Vitens, vertegenwoordigd door ir. S. Meijer en mr. E.N.M. Westhuis-Brouwer, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 1 juni 1957 heeft de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid aan de gemeente Enschede een vergunning verleend voor het winnen van grondwater op de winplaats Losser met een capaciteit van 2,4 miljoen m3 per jaar.
Bij de realisatie van de winning is één winput abusievelijk op een perceel geplaatst dat net niet in de vigerende vergunning is genoemd. De door Vitens gevraagde wijziging voorziet in aanpassing van de vigerende vergunning aan de feitelijke situatie en omvat een verschuiving van een winning van circa 0,5 miljoen m3 per jaar. Het Kadaster heeft in de loop der jaren door samenvoeging en splitsing van percelen de kadastrale nummers gewijzigd. In het bestreden besluit is aan het verzoek van Vitens om aanpassing van de oude kadastrale nummers overeenkomstig de registers van het Kadaster tegemoet gekomen. Verder voorziet het bestreden besluit in wijziging van de voorschriften betreffende het grondwatermeetnet.
In de aanvraag om wijziging van de vigerende aanvraag heeft het college aanleiding gezien de aan de vigerende vergunning verbonden voorschriften ambtshalve te actualiseren en aan te vullen. Het bestreden besluit omvat mede deze actualisering en aanvulling.
2.2. De Afdeling ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of zij bevoegd is van het voorgelegde beroep kennis te nemen.
2.3. Op 22 december 2009 is de Grondwaterwet ingetrokken (Stb. 2009, 489) en is de Waterwet in werking getreden.
2.4. Uit artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit artikel ten tijde van het bestreden besluit luidde, vloeit voort dat tegen besluiten op grond van de Waterwet enkel beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling indien artikel 6.27, tweede lid, van de Waterwet van toepassing is.
2.5. Het bestreden besluit betreft wijziging en aanvulling van de vergunning van 1 juni 1957 met toepassing van de artikelen 22 en 23 van de Grondwaterwet. Artikel 6.27, tweede lid, van de Waterwet is niet van toepassing.
2.6. Artikel 2.29 van de Invoeringswet Waterwet (Stb. 2009, 489) dat het overgangsrecht regelt voor lopende procedures, bevat wat betreft de Grondwaterwet alleen een overgangsregeling voor besluiten op ingediende aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet. Het bestreden besluit tot wijziging en aanvulling van de bestaande vergunning kan daarmee niet worden gelijkgesteld. De tekst van de wet noch de wetsgeschiedenis geven aanleiding voor een ander oordeel. Derhalve kon tegen het bestreden besluit geen beroep bij de Afdeling worden ingesteld.
2.7. De Afdeling is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Het beroepschrift wordt met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter behandeling doorgezonden naar de rechtbank Zwolle.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010
195-489.