ECLI:NL:RVS:2010:BO7349

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004255/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor luchthal in Noordwijkerhout

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout op 6 oktober 2008 geweigerd om aan [appellant] een bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een luchthal op een perceel in Noordwijkerhout. Dit besluit werd door het college gehandhaafd na een bezwaar van [appellant] op 21 april 2009. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 17 maart 2010 het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van 21 april 2009 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 15 december 2010 werd behandeld.

De Raad van State oordeelde dat de luchthal in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied", dat de bestemming "dagrecreatieve doeleinden" met de subbestemming "tennisbanencomplex" heeft. De bouw van de luchthal, die over drie tennisbanen zou worden geplaatst, is niet toegestaan volgens de planvoorschriften. Het college heeft geweigerd een projectbesluit te nemen, omdat de luchthal in strijd is met gemeentelijk en provinciaal beleid, dat gericht is op het behoud van het open bollenlandschap en het beperken van bebouwingsmogelijkheden voor niet-agrarische functies.

[Appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten en dat de luchthal geen inbreuk maakt op het beleid. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de luchthal in strijd is met het ruimtelijk beleid en dat het college terecht heeft geweigerd een projectbesluit te nemen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201004255/1/H1.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 maart 2010 in zaak nr. 09/4318 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2008 heeft het college geweigerd aan [appellant] bouwvergunning te verlenen en een projectbesluit te nemen voor het plaatsen van een luchthal op het perceel [locatie] te Noordwijkerhout.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 6 oktober 2008 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 17 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 april 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 26 mei 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.G. Hinnen, advocaat te Noordwijk, en het college, vertegenwoordigd door E. van Dijck, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het perceel de bestemming "dagrecreatieve doeleinden" met de subbestemming "tennisbanencomplex".
Ingevolge artikel 14, derde lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften, mogen op deze gronden uitsluitend worden gebouwd: een bedrijfswoning, kleed- en doucheruimten en een kantine.
2.2. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een luchthal over drie tennisbanen op het perceel gedurende de maanden november tot en met maart hetgeen in strijd is met artikel 14, derde lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften. De luchthal heeft een lengte van 48 m, een breedte van 36 m en een hoogte van 9,20 m. Het college heeft geweigerd een projectbesluit te nemen krachtens artikel 3.10, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde lid van de Wet ruimtelijke ordening.
2.3. Het college heeft geweigerd een projectbesluit te nemen omdat de voorziene luchthal in strijd is met het gemeentelijk en provinciaal beleid zoals dat onder meer is vastgelegd in de toelichting op het bestemmingsplan, het Pact van Teylingen dat op 26 maart 1996 onder meer door de gemeente Noordwijkerhout en de provincie Zuid-Holland is ondertekend en dat een aantal afspraken omtrent de duin- en bollenstreek bevat, de uitwerking van dat Pact in het Landschapsbeleidsplan voor de Duin- en Bollenstreek waarmee de raad van de gemeente Noordwijkerhout heeft ingestemd, de Nota Regels voor Ruimte die op 8 maart 2005 door gedeputeerde staten van Zuid-Holland is vastgesteld en het Streekplan Zuid-Holland West dat op 19 februari 2003 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Voornoemd beleid is onder meer gericht op handhaving en versterking van de identiteit van de bollenstreek en heeft als doel het behoud van het open bollenlandschap. De bouw van een luchthal past volgens het college niet in het beleid dat voorziet in het beperken van de bebouwingsmogelijkheden van niet-agrarische functies.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat het te realiseren bouwplan geen inbreuk maakt op de uitgangspunten van het gemeentelijke en provinciale beleid en het college gehouden was positief te beslissen op het verzoek om een projectbesluit te nemen. [appellant] stelt dat realisering van het bouwplan geen nadelige invloed zal hebben op het in het beleid vooropgestelde agrarische karakter van de omgeving omdat de voorziene luchthal niet zichtbaar zal zijn vanuit het open agrarisch gebied. Voorts betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het oordeel van de provincie doorslaggevend is bij de vraag of een procedure om een projectbesluit te nemen moet worden gevoerd en dat het bovendien geen inhoudelijk standpunt hieromtrent heeft ingenomen. Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat realisering van het bouwplan geen precedentwerking zal hebben.
2.4.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat de voorziene luchthal in strijd is met het gemeentelijk en provinciaal ruimtelijk beleid. De voorziene luchthal maakt een inbreuk op het in het ruimtelijk beleid voorgestane open karakter van het gebied en is in strijd met het in dat beleid voorziene uitgangspunt dat bebouwingsmogelijkheden van niet-agrarische functies moeten worden beperkt. Dat de luchthal binnen vier uur kan worden afgebroken maakt dit niet anders, nu het de bedoeling is dat de luchthal gedurende de wintermaanden op zijn plaats blijft. Het betoog van [appellant] dat de beoogde luchthal blijvend aan het zicht zal worden onttrokken door de aanwezige bomen, faalt reeds omdat slechts aan twee zijden van het tennisbanencomplex in het bestemmingsplan groenvoorziening is voorzien die voorts niet aan een minimum hoogte is gebonden. Dat [appellant] stelt de bomen niet te zullen verwijderen, kan daar niet aan afdoen, nu het college een bepaalde minimum hoogte van de bomen niet kan handhaven. In tegenstelling tot wat [appellant] betoogt, heeft de rechtbank niet overwogen dat het oordeel van de provincie doorslaggevend is bij de vraag of een projectbesluitprocedure moet worden gevoerd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat voorop staat dat het college het beslissingsbevoegde orgaan is bij het nemen van een projectbesluit. Voor zover [appellant] betoogt dat de bouw van een luchthal een project van gemeentelijk belang is, wordt overwogen dat het antwoord op die vraag in het midden kan blijven, reeds omdat het college niet bereid is mee te werken aan de bouw ervan. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college bij zijn besluit mocht betrekken dat van het nemen van een projectbesluit ten behoeve van de luchthal precedentwerking zou uitgaan. Weliswaar dient, zoals [appellant] aanvoert, ieder bouwplan op zichzelf te worden beoordeeld, maar dat doet er niet aan af dat van iedere afwijking van de in het bestemmingsplan neergelegde bebouwingsmogelijkheden binnen het agrarisch gebied een zekere mate van precedentwerking uitgaat.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010
414-672.