ECLI:NL:RVS:2010:BO7329

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003106/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • M.J.M. Mathot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen goedkeuring wijzigingsplan bestemmingsplan Buitengebied door college van gedeputeerde staten

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân op 2 februari 2010 besloten tot goedkeuring van een wijzigingsplan dat door het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf was vastgesteld op 15 december 2009. Dit wijzigingsplan betreft de vestiging van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf op een perceel aan de [locatie 1] te [plaats]. De appellant, die woont op een afstand van ongeveer 800 meter van het perceel, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij belanghebbende is omdat hij vanuit zijn woning zicht heeft op het perceel en verwacht dat het plan extra verkeer in de omgeving zal genereren.

Tijdens de zitting op 22 november 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de afstand tussen de woning van de appellant en het perceel te groot is om te concluderen dat zijn belang rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De Afdeling overweegt dat het zicht dat de appellant heeft op het perceel, dat bovendien belemmerd wordt door een tussenliggende boerderij, onvoldoende is om hem als belanghebbende aan te merken. Ook de stelling dat het plan extra verkeersbewegingen zal genereren, werd door het college van burgemeester en wethouders weerlegd, aangezien het plan juist voorziet in de oprichting van bedrijfsbebouwing dichter bij de bijbehorende gronden.

De Afdeling concludeert dat de appellant geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dat hij derhalve geen beroep kan instellen tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten. Het beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 15 december 2010.

Uitspraak

201003106/1/R3.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college van gedeputeerde staten besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf bij besluit van 15 december 2009 vastgestelde wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, Plan van wijziging [locatie 1] te [plaats]".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2010, beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2010, waar [appellant] is verschenen.
Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door T. Wuite, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan beoogt de vestiging van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk te maken op een perceel aan de [locatie 1] te [plaats] (hierna: het perceel), waarop ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" de bestemming "Agrarisch gebied" rust. Meer in het bijzonder gaat het om de verplaatsing van de akkerbouwactiviteiten van een bestaand bedrijf op de [locatie 2] naar de [locatie 1]. Daartoe voorziet het plan in een bouwvlak van ongeveer 40 meter breed en 140 meter lang op het perceel, waarbinnen een agrarisch bedrijf en een bedrijfswoning mogen worden gebouwd. Ingevolge de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste respectievelijk 3,5 meter en 15 meter bedragen, en de goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfswoningen ten hoogste respectievelijk 3,5 meter en 9 meter.
2.2. Ingevolge artikel 54, tweede lid, onder b, van de Wet op de ruimtelijke ordening (hierna: WRO) kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit inzake goedkeuring van een besluit van burgemeester en wethouders tot wijziging van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Desgevraagd heeft [appellant] ter zitting gesteld dat hij belanghebbende is bij het plan omdat hij vanuit zijn woonkamer vanuit een bepaalde hoek zicht heeft op het perceel. Voorts zal naar zijn mening het plan extra verkeer in de omgeving van zijn woning genereren.
Ter zitting is komen vast te staan dat [appellant] woont op een afstand van hemelsbreed ongeveer 800 meter van het perceel. De omstandigheid dat [appellant] vanuit zijn woonkamer enig zicht zal hebben op de op het perceel op te richten bebouwing op een afstand van ongeveer 800 meter is onvoldoende voor het oordeel dat zijn belang rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] slechts vanuit een bepaalde hoek zicht heeft op het perceel omdat het zicht daarop voor het overige wordt belemmerd door een tussenliggende boerderij. Voorts is door het college van burgemeester en wethouders onweersproken gesteld dat het plan erin voorziet bedrijfsbebouwing op te richten naast de bij het bedrijf horende gronden, zodat juist minder verkeersbewegingen nodig zijn dan in de huidige situatie, waarin de bedrijfsbebouwing zich op geruime afstand van deze gronden bevindt. De ruimtelijke uitstraling van de op te richten bebouwing moet ter plaatse van de woning van [appellant] daarom beperkt worden geacht. Gelet op het vorengaande is de Afdeling van oordeel dat de afstand tussen de woning van [appellant] en het perceel te groot is om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand niettemin een objectief en persoonlijk belang van [appellant] rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit is, hoe sterk dat gevoel ook is, daarvoor niet voldoende.
De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de WRO geen beroep kan instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Mathot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010
413.