201003034/1/H3.
Datum uitspraak: 15 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2010 in zaak nr. 09/2719 in het geding tussen:
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Bij besluit van 13 maart 2009 heeft het CBR vastgesteld dat [appellant] niet voldoet aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen en zijn rijbewijs voor alle categorieën ongeldig verklaard.
Bij besluit van 21 augustus 2009 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 februari 2010, verzonden op 15 februari 2010, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn ingediend bij brief van 27 april 2010, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Schroeder, advocaat te Voorburg, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kwant, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bevat een beroepschrift de gronden van het hoger beroep.
Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, kan, indien niet aan artikel 6:5 is voldaan, het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.2. [appellant] heeft in het hogerberoepschrift van 29 maart 2010 de gronden van zijn hoger beroep niet vermeld. Bij aangetekend verzonden brief van 30 maart 2010 is hij op dit verzuim gewezen en is hij tot en met 27 april 2010 in de gelegenheid gesteld dit te herstellen. Daarbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
[appellant] heeft bij brief van 27 april 2010 de gronden van het hoger beroep ingediend. Deze brief is op 29 april 2010 en derhalve buiten de gestelde termijn bij de Raad van State ingekomen. Blijkens het poststempel is de brief op 28 april 2010 door TNT Post gestempeld.
2.3. Bij brief van 15 juni 2010 heeft de raadsman van [appellant] gesteld dat hij de brief van 27 april 2010 op die dag na de postlichting van 18:00 uur, maar voor middernacht in de brievenbus van TNT Post heeft gedeponeerd.
2.3.1. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 27 augustus 2008 in zaak nr. 200706330/1 (www.raadvanstate.nl) kan een poststuk worden geacht tijdig voor het einde van de termijn ter post te zijn bezorgd als het op de laatste dag van de termijn na de laatste buslichting aantoonbaar in de brievenbus is gedeponeerd.
[appellant] heeft ten bewijze van zijn stelling dat de gronden van het hoger beroep op 27 april 2010, en derhalve tijdig, ter post zijn bezorgd, volstaan met een verwijzing naar de hiervoor onder 2.3 vermelde schriftelijke verklaring van zijn raadsman.
De Afdeling acht deze enkele, niet nader gestaafde verklaring onvoldoende om als vaststaand te kunnen aannemen dat de raadsman de hogerberoepsgronden op 27 april 2010 in de brievenbus van TNT Post heeft gedeponeerd. Gelet hierop moet, gelet op de door TNT Post op de brief van 27 april 2010 aangebrachte datumstempel, ervan worden uitgegaan dat die gronden op 28 april 2010 ter post zijn bezorgd en derhalve buiten de gestelde termijn zijn ingediend.
2.4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010