201010963/1/H2 en 201010963/3/H2.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de opheffing en wijziging van een voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met overeenkomstige toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 12 november 2010 in zaak nrs. 10/3459 en 10/3461 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zeist (hierna: het college).
Bij besluit van 17 maart 2010 heeft het college aan de stichting Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland (hierna: de stichting), onder het opleggen van een herplantplicht voor veertien bomen, vergunning verleend voor het kappen van achttien bomen op het perceel Stationsstraat 3 te Zeist.
Bij besluit van 5 oktober 2010 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, doch het besluit gehandhaafd.
Bij uitspraak van 12 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover gericht tegen de opgelegde herplantplicht, dat besluit in zoverre vernietigd, het college opgedragen in zoverre een nieuw besluit op het door [appellante] gemaakte bezwaar te nemen, waarbij een herplantplicht voor in ieder geval achttien bomen wordt opgelegd en voor het overige ongegrond. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 november 2010. Voorts heeft [appellante] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 17 november 2010 in zaak nr.
201010963/2/H2heeft de Afdeling een voorlopige voorziening getroffen en daartoe mede overwogen dat op korte termijn ter zitting onderzocht zal worden of de schorsing van de kapvergunning gehandhaafd moet worden.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft de zaak op 25 november 2010 ter zitting behandeld. Daar zijn [appellante], bijgestaan door mr. T. van der Weijde, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, het college, vertegenwoordigd door mr. M.S. Exler, werkzaam in dienst van de gemeente en de stichting, vertegenwoordigd door R. de Lang, werkzaam in haar dienst, verschenen.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder q, van de Bomenverordening 2005 van de gemeente (hierna: de verordening) wordt in deze verordening verstaan onder beeldbepalende boom: nadrukkelijk in het straatbeeld aanwezige boom en/of boom met een hoge belevingswaarde.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de verordening, voor zover thans van belang, kunnen bomen bij de beoordeling van de aanvraag om kapvergunning voor het vellen van houtopstanden als beschermwaardig worden aangemerkt, als ze voldoen aan het criterium a. of b. en twee van de overige criteria:
b. de boom maakt deel uit van een beschermde monumentale structuur, een beschermd dorpsgezicht of een monument […];
c. de boom is onvervangbaar voor het karakter van de omgeving; zonder de boom is de omgeving niet meer compleet: hierin spelen de begrippen ensemble-waarde en cultuurhistorische waarde mee;
d. de boom is van Zeister belang […];
e. verschijning is beeldbepalend: de boom is een blikvanger in de omgeving; […];
i. de boom is cultuurhistorisch waardevol;
p. bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken bijvoorbeeld twee- of meerstammig;
Ingevolge artikel 5, eerste lid, zoals deze bepaling ten tijde van belang luidde, wordt een kapvergunning geweigerd, tenzij het belang van velling van de houtopstand groter is dan dat van handhaving ervan.
2.3. Het geschil ziet tenslotte uitsluitend nog op de met de nrs. 1, 6, 7, 10, 11, 13 tot en met 15, 19, 20, 22, 24 en 26 aangeduide bomen.
2.4. [appellante] betoogt allereerst dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de met nrs. 1, 6, 7, 10, 11, 13 tot en met 15, 19 en 26 aangeduide bomen beschermwaardig zijn in de zin van artikel 3, eerste lid, van de verordening, omdat zij in een beschermd dorpsgezicht staan en tevens is voldaan aan de criteria c., d., e. en i. Wat betreft de met de nrs. 1, 6, 7, 10 en 11 aangeduide bomen heeft de voorzieningenrechter volgens [appellante] miskend dat ook aan criterium p. voldaan is, omdat deze twee- of meerstammig zijn, dan wel een bijzondere scheefgroei kennen.
2.4.1. Dat betoogt faalt. De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat niet is voldaan aan minimaal twee van de overige criteria, vermeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening. De voorzieningenrechter heeft met juistheid in het in beroep aangevoerde onvoldoende aanknopingspunten gevonden om het advies en de toelichting daarop van de gemeentelijke bomendeskundige ontoereikend te achten. Volgens diens oordeel zijn de bomen niet onvervangbaar, niet zeldzaam voor de omgeving, niet van Zeister belang en niet cultuurhistorisch waardevol. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat de term "beeldbepalend" in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e., strikter dient te worden uitgelegd dan die term in artikel 1, aanhef en onder q., nu in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e. een nadere invulling van het criterium "beeldbepalend" is opgenomen.
De voorzieningenrechter heeft voorts terecht geoordeeld dat, nu de met nrs. 1, 6, 7, 10 en 11 aangeduide bomen volgens de gemeentelijke bomendeskundige geen bijzondere groeivorm kennen, omdat meerstammigheid niet als meerwaarde aan de houtopstand is toe te rekenen, niet aan criterium p. wordt voldaan. Dit geldt evenzeer voor de gestelde scheefgroei.
Onder deze omstandigheden mocht de voorzieningenrechter in het midden laten of deze bomen in een beschermd dorpsgezicht staan, omdat de bomen niet beschermwaardig in evenbedoelde zin zouden zijn, ook als dat zo was.
2.5. Het betoog van [appellante] dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college ten onrechte meer gewicht heeft gehecht aan het belang dat is gediend met het verwijderen van de bomen, waarvoor kapvergunning is verleend, dan aan dat bij het behouden daarvan, faalt ook. De voorzieningenrechter heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot de belangenafweging heeft kunnen komen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat het college gewicht mocht toekennen aan het belang van het wegnemen van veiligheidsrisico's op het schoolplein, waar dagelijks kinderen verblijven. Mede gelet hierop, mocht het college meer waarde hechten aan de adviezen van de gemeentelijke bomendeskundige, dan aan het door [appellante] ingebrachte deskundigenrapport, nu de met nrs. 6, 7, 10, 11, 19, 20, 22, 24 en 26 aangeduide bomen volgens de adviezen binnen afzienbare tijd een veiligheidsrisico vormen en de met nrs. 1, 13, 14 en 15 aangeduide bomen wegens concurrentie met een eik en een beschermwaardige beuk geveld moeten worden. Het college heeft hierbij mogen betrekken dat het wegnemen van de veiligheidsrisico's door kroonverankering volgens de bomendeskundige een kostbare en tijdsintensieve ingreep is en op den duur niet toereikend.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. De getroffen voorziening vervalt daardoor.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010