201002999/1/R2.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Oldebroek,
verweerder.
Bij besluit van 16 februari 2010, nr. 55867, heeft de raad het bestemmingsplan "Wezep Zuid 2008" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brieven van 22 en 27 april 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2010, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door A. Hulsebosch en G. Visscher, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. In het plan, voor zover hier van belang, is aan het perceel gelegen aan de Prinses Margrietlaan achter [nummer] de bestemming "Recreatie" toegekend.
2.2. [appellant] betoogt dat ten onrechte geen woonbestemming aan dit perceel is toegekend. Hiertoe voert hij aan dat in een voorontwerp van het plan wel de bestemming "Wonen-1" was toegekend aan dit perceel en dat deze bestemming zonder motivering is gewijzigd. Volgens [appellant] zijn er geen planologische redenen om geen woonbestemming aan zijn perceel toe te kennen, omdat het perceel niet in een kwetsbaar gebied, in een vakantiepark of in het buitengebied ligt. Ook is dit in de omgeving de enige woning met alle voorzieningen waar geen woonbestemming aan is toegekend, zo betoogt [appellant]. Tevens heeft de raad ten onrechte het verzoek om toekenning van een woonbestemming afgewezen met het argument dat sprake kan zijn van precedentwerking, aldus [appellant].
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het planologisch ongewenst is om de bestemming "Recreatie" om te zetten in een woonbestemming. In het voorheen geldende plan was de bestemming "Recreatief wonen" toegekend aan het perceel en er zijn geen ruimtelijke argumenten om deze bestemming in het voorliggende plan te wijzigen. De recreatieve bestemming zonder planologische redenen wijzigen in een woonbestemming kan volgens de raad een ongewenst precedent met zich brengen.
2.4. Wat betreft de gestelde wijziging van de bestemming van het perceel, stelt de Afdeling voorop dat van een bestemmingswijziging in juridisch opzicht geen sprake is geweest. Niet in geschil is dat aan het perceel van [appellant] in het voorheen geldende bestemmingsplan "Julianapark (dorp: Wezep)" een recreatiebestemming was toegekend. In het voorliggende plan is die recreatieve bestemming voortgezet.
Dat in een voorontwerp van het plan de bestemming van het perceel was gewijzigd in een woonbestemming maakt dat niet anders, aangezien aan een voorontwerp van een bestemmingsplan geen rechten kunnen worden ontleend. Daarnaast is niet gebleken dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan zou voorzien in een woonbestemming voor het perceel van [appellant].
Voorts overweegt de Afdeling dat de Wet ruimtelijke ordening noch enige andere bepaling zich ertegen verzet dat bestemmingen in het ontwerpbestemmingsplan en het vastgestelde plan worden gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp van het plan. Ten aanzien van dergelijke wijzigingen kan een zienswijze worden ingediend onderscheidenlijk beroep worden ingesteld. Van deze mogelijkheden heeft [appellant] ook gebruik gemaakt.
2.5. Met betrekking tot de motivering van de raad voor het handhaven van de recreatieve bestemming voor het perceel van [appellant] overweegt de Afdeling als volgt.
Dat de recreatiewoning is toegerust met alle voorzieningen is in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet relevant. De raad heeft in deze omstandigheid dan ook geen reden behoeven te zien om een woonbestemming toe te kennen aan het perceel. Dat het perceel binnen de bebouwde kom van Wezep ligt, behoefde de raad evenmin aanleiding te geven om een woonbestemming toe kennen, nu dit feit geen rol heeft gespeeld bij de afweging die de raad heeft gemaakt omtrent de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de toegekende bestemming.
Gezien het feit dat in de nabijheid van het perceel van [appellant] nog een aantal solitair gelegen recreatieverblijven staan waaraan de bestemming "Recreatie" is toegekend, is de vrees van de raad dat het toekennen van een woonbestemming aan het perceel van [appellant] mogelijk kan leiden tot precedentwerking niet van iedere grond ontbloot.
Voor zover [appellant] ter zitting heeft betoogd dat voor het aangrenzende perceel, gelegen aan de Prinses Margrietlaan [nummer], sprake is van een vergelijkbare situatie en dat aan dat perceel in het plan wel een woonbestemming is toegekend, overweegt de Afdeling dat uit het ter zitting overgelegde bestemmingsplan "Julianapark (dorp: Wezep)" is gebleken dat voor dat perceel een ander planologisch regime gold, zodat geen sprake is van een vergelijkbare situatie.
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen besluiten de recreatieve bestemming van het perceel van [appellant] niet te wijzigen in een woonbestemming.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010