201004427/1/H3.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2010 in zaak nr. 10/456 en in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Bij besluit van 30 november 2009 heeft het college [appellant] per 26 oktober 2009 ambtshalve opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba) met adres onbekend.
Bij besluit van 27 januari 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E. van Voolen, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door L. Eikenhout, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet Gba), voor zover hier van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder woonadres:
a. het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.
Ingevolge dit artikel, voor zover hier van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder adres: het woonadres.
Ingevolge artikel 47, tweede lid, eerste volzin, draagt, indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder d, wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om ambtshalve over te gaan tot inschrijving, of tot opneming van gegevens in het geval dat inschrijving of opneming op grond van een aangifte had moeten geschieden, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. [appellant] stond sinds 10 maart 2008 ingeschreven als inwonend op het adres [locatie] te Utrecht. Naar aanleiding van een melding van GGN Gerechtsdeurwaarders Utrecht dat zij alle op dit adres aan [appellant] gerichte post retour kregen met de mededeling dat [appellant] niet meer op dit adres woont, is het college een onderzoek gestart naar het adres van [appellant]. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat uit het onderzoek is gebleken dat [appellant] niet woonachtig is op bovengenoemd adres.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college een gedegen onderzoek naar zijn woonadres heeft verricht alvorens hem op te nemen in de gba met adres onbekend. De voorzieningenrechter heeft volgens hem miskend dat hij met het college contact heeft opgenomen en heeft gemeld dat hij op bovengenoemd adres woont en op dat adres ingeschreven wenst te blijven. [appellant] betoogt voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat hij en zijn broer niet door het college zijn gehoord en hetgeen zij gedurende de procedure hebben verklaard is genegeerd.
2.3.1. Vooropgesteld wordt dat het doel van de Wet Gba is dat de in de gba vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Met het oog daarop dienen in de gba gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene te worden geregistreerd.
2.3.2. Uit de dossierstukken volgt dat op 18 januari 2010 een door een bezwarencommissie geleide hoorzitting heeft plaatsgevonden waarin de bezwaren van [appellant] tegen het besluit van 30 november 2009 aan de orde zijn gesteld. [appellant] was hierbij samen met zijn [broer] aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat. Gelet hierop mist het betoog van [appellant] dat hij niet is gehoord feitelijke grondslag. Het betoog dat de verklaringen van [appellant] en zijn broer zijn genegeerd slaagt evenmin, nu uit het besluit van 27 januari 2010 volgt dat het college aan die verklaringen een ander gewicht heeft toegekend dat [appellant] daaraan toegekend wenst te zien.
Voorts heeft de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college een gedegen onderzoek heeft ingesteld naar het feitelijke woonadres van [appellant] alvorens het college het besluit van 30 november 2009 heeft genomen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter terecht in aanmerking genomen dat het college zowel telefonisch als schriftelijk contact met [appellant] heeft gezocht, maar het [appellant] niet heeft kunnen bereiken. Het betoog van [appellant] dat hij contact met het college heeft opgenomen doet aan vorengenoemd oordeel niet af, nu, zoals de voorzieningenrechter met juistheid heeft overwogen, hij dit betoog op geen enkele wijze heeft gemotiveerd.
2.4. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter met juistheid geoordeeld dat het college terecht het in bezwaar gehandhaafde besluit van 30 november 2009 heeft genomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010