201007254/2/R3.
Datum uitspraak: 2 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de stichting Stichting Wijkraad Velve-Lindenhof, gevestigd te Enschede,
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Bij besluit van 5 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Velve-Lindenhof 2005 - herziening 4" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2010, en de Wijkraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2010, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2010, heeft de Wijkraad de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 november 2010, waar [verzoeker sub 1], in persoon, de Wijkraad, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de Wijkraad, de raad, vertegenwoordigd door ing. R. Harmsen, werkzaam bij de gemeente, en Tactus, vertegenwoordigd door A.F. Oostrik, werkzaam bij Tactus, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
De Wijkraad heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich in dit geval niet voor.
Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat het beroep van de Wijkraad in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
In verband hiermee komt het verzoek van de Wijkraad om het treffen van een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking.
2.3. Het plan maakt de verbouwing van de Oosterkerk tot een woongebouw mogelijk. Ook voorziet het plan in de bouw van een nieuw wooncomplex ten zuiden van de voormalige kerk. Met het plan wordt beoogd 17 appartementen te realiseren ten behoeve van de huisvesting van ex-verslaafden.
2.4. [verzoeker sub 1] heeft de voorzitter gevraagd het bestreden besluit te schorsen om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Hij stelt dat het plan ten onrechte is vastgesteld. Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de in het plan voorziene locatie niet geschikt is voor de opvang van ex-verslaafden. [verzoeker sub 1] vreest dat overlast voor omwonenden zal ontstaan. Daarbij heeft hij tevens aangevoerd dat in feite sprake zal zijn van een zorginstelling en niet van een wooncomplex.
2.4.1. De raad heeft naar voren gebracht dat met het plan is beoogd stabiele huisvesting te bieden aan cliënten van Tactus, de plaatselijke instelling voor verslavingszorg, die een meer of minder intensieve (vaak klinische) behandeling succesvol hebben afgerond.
Volgens de raad is de locatie van de voormalige Oosterkerk aan de Oostburgweg hiervoor een geschikte locatie, met veel groen en bomen rondom de kerk.
2.4.2. Aan de gronden in het plangebied is de bestemming "Wonen" toegekend. Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn de desbetreffende gronden bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
Onder een woning wordt ingevolge artikel 1.51 van de planregels verstaan: een gebouw of gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
2.4.3. [verzoeker sub 1] heeft het toekennen van een woonbestemming aan de in geding zijnde gronden als zodanig niet bestreden. Hij keert zich blijkens zijn verzoekschrift, zoals nader toegelicht ter zitting, uitsluitend tegen bewoning van het wooncomplex door ex-verslaafden en vreest, mede gezien de aard van de omgeving waar het wooncomplex is voorzien, voor overlast van de toekomstige bewoners van de in het plan voorziene woongebouwen.
De voorzitter overweegt hierover dat eventuele overlast geen direct gevolg is van het plan, dat uitsluitend het gebruik voor woondoeleinden regelt. Eventuele overlast kan zo nodig in het kader van de handhaving van de openbare orde worden tegengegaan. Daarbij merkt de voorzitter overigens nog op dat blijkens de stukken, waaronder de zienswijzennota, en het verhandelde ter zitting maatregelen zullen worden genomen om mogelijke overlast te beperken. Zo zijn door Tactus huisregels opgesteld die moeten worden onderschreven om een woning in het complex te verkrijgen en waaraan de toekomstige bewoners zich moeten houden op straffe van uitzetting uit de woning.
2.4.4. Voor zover [verzoeker sub 1] stelt dat geen omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen voor de huisvesting van ex-verslaafden kan worden verleend omdat in het plan een woonbestemming in plaats van een maatschappelijke bestemming aan de gronden is toegekend, overweegt de voorzitter dat hierover in de thans voorliggende procedure geen uitsluitsel kan worden gegeven. De voorzitter is er echter niet bij voorbaat van overtuigd dat het door de raad beoogde gebruik van het wooncomplex, wegens het niet kunnen verkrijgen van de benodigde omgevingsvergunning, niet uitvoerbaar zal zijn. In dit verband overweegt de voorzitter dat het blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting de bedoeling is om in het complex 17 zelfstandige appartementen met een eigen, afsluitbare voordeur te realiseren, dat de wooneenheden zullen beschikken over een eigen kookgelegenheid, een natte cel, slaapvertrek en een woonkamer, dat het niet de bedoeling is om ter plaatse gemeenschappelijke ruimtes of behandelruimtes te realiseren en dat niet aannemelijk is gemaakt dat de beoogde bewoners, die succesvol een behandelprogramma hebben afgerond, slechts met behulp van voortdurende begeleiding in staat zullen zijn om in de woning te verblijven en de facetten van het wonen te verrichten.
2.5. Ook in hetgeen [verzoeker sub 1] voor het overige heeft aangevoerd, onder meer met betrekking tot het (voor)overleg met omwonenden en de mogelijkheid om een tegemoetkoming in planschade te krijgen, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dan wel is vastgesteld in strijd met het recht.
2.6. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Breunese-van Goor
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2010