ECLI:NL:RVS:2010:BO6600

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004252/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • K.J.M. Mortelmans
  • J.A. Hagen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor wijziging van een boerderij

In deze zaak heeft [wederpartij] op 7 januari 2009 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het gedeeltelijk veranderen van een boerderij aan de [locatie] te [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een beroep bij de rechtbank Alkmaar. De rechtbank heeft op 18 maart 2010 het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen op de aanvraag, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 10.000,00.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 11 november 2010 heeft het college betoogd dat de termijn van vier weken te kort was, omdat [wederpartij] pas op 12 april 2010 aangepaste bouwtekeningen had ingediend. De rechtbank had echter de termijn van vier weken vastgesteld omdat er al een negatief welstandsadvies was gegeven. De Raad van State oordeelde dat het college binnen deze termijn de bouwvergunning had kunnen weigeren en dat de termijn niet te kort was.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] tot een bedrag van € 374,84 en moet griffierecht van € 448,00 betalen. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 8 december 2010.

Uitspraak

201004252/1/H1.
Datum uitspraak: 8 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 18 maart 2010 in zaak
nr. 09/2653 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
1. Procesverloop
[wederpartij] heeft op 7 januari 2009 bij het college een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het gedeeltelijk veranderen van de boerderij aan de [locatie] te [plaats].
Bij brief van 18 oktober 2009, bij de rechtbank ingekomen op 23 oktober 2009, heeft [wederpartij] beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
Bij uitspraak van 18 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, het college opgedragen alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van [wederpartij] binnen een termijn van vier weken na de dag van verzending van de uitspraak en bepaald, dat het college aan [wederpartij] een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag dat de termijn van vier weken wordt overschreden, met een maximum van € 10.000,00. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2010, waar het college, vertegenwoordigd door N. van Hoorn, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college betoogt dat de termijn van vier weken, die de rechtbank aan de opdracht alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van [wederpartij] heeft verbonden, te kort is. Hiertoe voert het aan dat [wederpartij], ondanks herhaalde verzoeken van het college, dat te doen, pas op 12 april 2010 aangepaste bouwtekeningen heeft ingediend, waarna de welstandscommissie de aanvraag niet eerder dan op 14 april 2010 kon behandelen en voor het college een halve week restte om op de aanvraag te beslissen.
2.1.1. Ingevolge artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de wettelijke termijn die de rechtbank aan een opdracht alsnog een besluit te nemen kan verbinden twee weken. Ingevolge het derde lid kan de rechtbank, in bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
De rechtbank heeft aan de opdracht voor het college om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van [wederpartij] een termijn van vier weken in plaats van twee verbonden, omdat de welstandscommissie een negatief welstandsadvies ten aanzien van het bouwplan had gegeven. De omstandigheid dat [wederpartij] pas op 12 april 2010 gewijzigde bouwtekeningen ten behoeve van een hernieuwde toetsing aan redelijke eisen van welstand heeft overgelegd en het college op dat moment nog een halve week restte om op de aanvraag om bouwvergunning te beslissen, biedt geen grond voor het oordeel dat de door de rechtbank opgelegde termijn te kort was en de aangevallen uitspraak op grond daarvan dient te worden vernietigd. Daartoe is van belang dat, nu er reeds een negatief welstandsadvies was gegeven, het college de mogelijkheid had om binnen de termijn van vier weken de bouwvergunning te weigeren.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 374,84 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro en vierentachtig centen);
III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010
457-552.