ECLI:NL:RVS:2010:BO5973
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- H. Troostwijk
- A.W.M. Bijloos
- E.C. Brugman
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en mededeling van overbrenging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen zijn inbewaringstelling gegrond verklaarde. De vreemdeling was op 2 september 2010 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet tijdig was geïnformeerd over zijn overbrenging naar een plaats bestemd voor verhoor, zoals vereist door artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De minister stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen zicht op uitzetting naar Guinee was, ook als de vreemdeling medewerking zou verlenen. De minister voerde aan dat de vreemdeling het proces van identificatie en het verkrijgen van een vervangend reisdocument frustreert, wat de uitzetting bemoeilijkt. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling geen identiteitspapier heeft, ongewenst is verklaard en zich niet aan zijn vertrektermijn heeft gehouden. De Raad concludeerde dat het te laat doen van de mededeling aan de vreemdeling niet leidt tot onrechtmatigheid van zijn inbewaringstelling. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.