ECLI:NL:RVS:2010:BO5757

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002675/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake wijziging vergunningen Grondwaterwet

In deze zaak gaat het om de wijziging van vergunningen die eerder waren verleend aan de naamloze vennootschap NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland voor het onttrekken van grondwater op de winplaats Berkheide en Berkheide/de Kom te Wassenaar. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft op 2 februari 2010 besloten om deze vergunningen te wijzigen op basis van artikel 23 van de Grondwaterwet. Dit besluit werd op 8 februari 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben de stichtingen Stichting Berkheide Coepelduynen en Stichting Duinbehoud beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 18 maart 2010 hun beroepschrift indienen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 september 2010 behandeld. Tijdens de zitting waren de stichtingen vertegenwoordigd door B.J.M. ter Haar en C. Vertegaal, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. A.L. Biemond en ing. I. Romijn. Dunea Duin en Water, de handelsnaam van NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, was ook aanwezig met mr. H.M. Giezen als advocaat.

De Afdeling heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of zij bevoegd was om van het beroep kennis te nemen. De Grondwaterwet was op 22 december 2009 ingetrokken en de Waterwet was in werking getreden. De Afdeling concludeert dat op basis van artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, er geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten op grond van de Waterwet, tenzij artikel 6.27 van de Waterwet van toepassing is. Aangezien het bestreden besluit een ambtshalve wijziging van vergunningen betreft, is artikel 6.27 niet van toepassing. De Afdeling is van oordeel dat zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen en zendt het beroepschrift door naar de rechtbank 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

Uitspraak

201002675/1/M1
Datum uitspraak: 1 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Berkheide Coepelduynen, gevestigd te Katwijk, en de stichting Stichting Duinbehoud, gevestigd te Leiden,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college met toepassing van artikel 23 van de Grondwaterwet de aan de naamloze vennootschap NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland verleende vergunningen krachtens de Grondwaterwet voor het ontrekken van grondwater op de winplaats Berkheide en Berkheide/de Kom te Wassenaar gewijzigd. Dit besluit is op 8 februari 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de stichtingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Dunea Duin en Water (handelsnaam van NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland) heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2010, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door B.J.M. ter Haar en C. Vertegaal, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.L. Biemond en ing. I. Romijn, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voort is ter zitting Dunea Duin en Water, vertegenwoordigd door mr. H.M. Giezen, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door P.H. Dammers, P.J. Spierenburg en R.M. Shantiprekash, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of zij bevoegd is van het voorgelegde beroep kennis te nemen.
2.2. Op 22 december 2009 is de Grondwaterwet ingetrokken en is de Waterwet in werking getreden.
2.3. Uit artikel 20.1, eerst en derde lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit artikel sinds 22 december 2009 luidt, vloeit voort dat tegen besluiten op grond van de Waterwet geen beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling tenzij artikel 6.27, tweede lid, van de Waterwet van toepassing is.
2.4. Het bestreden besluit betreft een ambtshalve wijziging van vergunningen met toepassing van artikel 23 van de Grondwaterwet. Artikel 6.27, tweede lid, van de Waterwet is niet van van toepassing.
2.5. Artikel 2.29 van de Invoeringswet Waterwet dat het overgangsrecht regelt voor lopende procedures, bevat wat betreft de Grondwaterwet alleen een overgangsregeling voor besluiten op ingediende aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet. Het bestreden besluit tot wijziging van de bestaande vergunningen kan daarmee niet worden gelijkgesteld. De tekst van de wet noch de wetsgeschiedenis geven aanleiding voor een ander oordeel. Derhalve kon tegen het bestreden besluit geen beroep worden ingesteld bij de Afdeling.
2.6. De Afdeling is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Het beroepschrift wordt met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter behandeling doorgezonden naar de rechtbank 's-Gravenhage.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010
191.