201003914/1/R1.
Datum uitspraak: 1 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Woonboten Groene Staart Watergraafsmeer, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Bij besluit van 20 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Overamstel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Vereniging Woonboten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De raad en de Vereniging Woonboten hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2010, waar de Vereniging Woonboten, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, en mr. R. van Bommel en drs. M. Kemps, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plangebied is een deelgebied van Overamstel dat de raad wil transformeren van een traditioneel werkgebied naar een gemengd grootstedelijk woon-werkgebied. Het plan heeft betrekking op het zuidelijke deel van Overamstel waar de raad geen woningbouw toestaat - met uitzondering van de aanwezige woonboten in de Duivendrechtse Vaart - maar nadrukkelijk de werkfunctie wil behouden met intensivering van het ruimtegebruik.
2.2. De Vereniging Woonboten heeft ter zitting haar beroep tegen het plan beperkt tot de planonderdelen die een verplaatsing van de woonboten nr. 24 en nr. 42 noodzakelijk maken en die het gebruik van de tuinen op de oever beperken in die zin dat de bouw van schuurtjes niet is toegestaan.
Zij betoogt dat op de verbeelding een aanduiding ontbreekt die verplaatsing van die woonboten mogelijk maakt. Verplaatsing van de woonboten dient naar haar mening in elk geval op vrijwillige basis te geschieden.
Wat betreft de beperking van het gebruik als tuin van een gedeelte van de oever acht zij de motivering van de raad dat een schuurtje het zicht op het water wegneemt, niet voldoende draagkrachtig. Zij betoogt dat de schuurtjes vóór de woonboten staan en niet hoger zijn dan de woonboten. Derhalve zal naar haar mening het doorzicht naar het water niet worden belemmerd. Zij acht de aanwezigheid van een schuurtje noodzakelijk om daarin tuingereedschap, afvalcontainers, trappen en fietsen te bergen. Deze spullen in de openbare ruimte zetten, werkt naar haar mening 'verrommeling' in de hand.
2.3. De raad wil de zichtlijnen in het plangebied met het water van de Duivendrechtse Vaart en van de 1e insteekhaven van de Duivendrechtse Vaart herstellen en versterken omdat water voor bedrijven een belangrijke vestigingsfactor is. Met het oog daarop heeft de raad in de bouwregels binnen de bestemmingen "Gemengd 1" en "Gemengd 2" voor nieuwbouw de eis opgenomen om per kavel op de begane grond minimaal één doorzicht te maken van ten minste 3 m breed tussen de straat en het water. Ook voorziet het plan in de aanleg van een doorgaande route voor fietsers en voetgangers over de 1e insteekhaven van de Duivendrechtse Vaart, langs de Duivendrechtse Vaart naar het Amstelstation.
De ligplaatsen voor de 11 woonboten in de Duivendrechtse Vaart, die in dit plan als zodanig zijn bestemd, wil de raad zo situeren dat ter hoogte van de zijstraten Willem Fenengastraat en Paul van Vlissingenstraat het uitzicht vanuit die straten op het water niet langer wordt belemmerd door een woonboot. De oeverstrook langs de Willem Fenengastraat die thans door de aanwezige schuttingen en bebouwing een dichte wand vormt en het uitzicht op het water belemmert, wil de raad deels gebruiken voor de aanleg van de fietsroute en deels herinrichten voor privégebruik voor de bewoners van de woonboten en wel zodanig dat de bewoners van de woonboten zicht krijgen op de straat waardoor de woonboten worden betrokken in het straatbeeld en informeel toezicht ontstaat op de straat.
2.4. Het water van de Duivendrechtse Vaart langs de Willem Fenengastraat is op de verbeelding aangewezen als "Water" deels met de aanduiding "woonschepenligplaats (wl)" en een aanduiding die het aantal ter plaatse toegestane ligplaatsen aangeeft, behoudens ter plaatse van de zijstraten Willem Fenengastraat en Paul van Vlissingenstraat.
Daarmee zijn deze gronden ingevolge artikel 13, lid 13.1., van de planregels - voor zover thans van belang - bestemd voor [...] (e) woonschepen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats (wl)", met de daarbij behorende (f) groenvoorzieningen; [...].
De onder d van lid 13.2.1. van dit artikel opgenomen specifieke gebruiksregels vermelden dat het aantal woonschepen in de op de verbeelding aangegeven aanduiding "woonschepenligplaats (wl)" niet meer mag bedragen dan het aantal dat op de verbeelding met de aanduiding "aantal" is aangeduid.
2.4.1. De woonboot nr. 24 ligt blijkens de verbeelding en het verweerschrift ter hoogte van de zijstraat Willem Fenengastraat en de woonboot nr. 42 ter hoogte van de Paul van Vlissingenstraat. Nu op de verbeelding voor die plaatsen geen aanduiding "woonschepenligplaats (wl)" is opgenomen, is op die plaatsen voor de woonboten nr. 24 en nr. 42 geen woonschepenligplaats in het plan voorzien en dienen die woonboten binnen de planperiode van deze plaatsen te zijn verwijderd. Anders dan de Vereniging Woonboten betoogt, biedt het plan derhalve een grondslag voor verplaatsing van deze woonboten.
2.4.2. Ter zitting is onweersproken gesteld dat met de eigenaresse van woonboot nr. 24 overeenstemming is bereikt over de verplaatsing van haar woonboot. Met de eigenaar van woonboot nr. 42 is blijkens de verklaring van partijen ter zitting het overleg nog gaande. De raad heeft echter de verwachting dat binnen de planperiode ook met deze eigenaar overeenstemming kan worden bereikt. De Vereniging Woonboten heeft de redelijkheid van die verwachting niet bestreden. Gelet hierop en nu het beleid van de raad erop is gericht om in goed overleg met de eigenaar tot verplaatsing van woonboot nr. 42 te komen, kan het betoog van de Vereniging Woonboten dat verplaatsing in goed overleg dient te geschieden, niet tot vernietiging van het besluit leiden.
2.5. De oeverstroken van de Duivendrechtse Vaart langs de Willem Fenengastraat tussen de zijstraten Willem Fenengastraat en Paul van Vlissingenstraat zijn op de verbeelding aangewezen als "Verkeer 1" en tevens aangeduid als "tuin (t)".
De als "Verkeer 1" aangewezen gronden zijn daarmee ingevolge artikel 10, lid 10.1., van de planregels bestemd voor [..] (e) tuinen ten behoeve van woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "tuin (t)"; [..].
2.5.1. Uit de in lid 10.2. bij dit artikel opgenomen bouwregels volgt - voor zover van belang - dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd tot een hoogte van 1 m en tot ten hoogste 5% van de oppervlakte. In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 7.10 van de planregels is onder c van lid 10.2. het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van het oprichten of in stand houden van een erfafscheiding hoger dan 1 m en het oprichten van bebouwing in de in lid 10.1, sub e, genoemde tuinen in elk geval aangemerkt als een gebruik dat strijdig is met de bestemming.
2.5.2. De motivering van de raad om op de gronden die gebruikt mogen worden als tuin geen schuurtjes toe te staan, acht de Afdeling anders dan de Vereniging Woonboten betoogt, niet onvoldoende draagkrachtig. De raad heeft zijn standpunt kunnen baseren op de stedenbouwkundige visie, zoals hiervoor onder 2.3 weergegeven, om enerzijds de doorzichten vanaf de straat naar het water van de Duivendrechtse Vaart te herstellen en te verbeteren en anderzijds de oevergronden bij de woonboten te betrekken bij het straatbeeld. De raad stelt niet ten onrechte dat door het vrijhouden van bebouwing van deze gronden dat doorzicht wordt hersteld en verbeterd en dat bovendien informeel toezicht kan ontstaan op de straat hetgeen de veiligheid van het gebied, waarin ook een fietsverbinding wordt aangelegd, verhoogt.
Het standpunt van de raad dat het ontbreken van opbergruimte voor fietsen en tuingereedschap niet alleen bij ligplaatsen voor woonboten maar ook elders binnen de gemeente niet ongebruikelijk is en veelal creatief en/of inpandig wordt opgelost, acht de Afdeling evenmin onredelijk. Bovendien is onvoldoende weersproken dat de bewoners van de woonboten gezamenlijk in de omgeving een stallingsruimte kunnen huren.
Voor zover de thans aanwezige schuurtjes niet in goed overleg met de gemeente worden verwijderd, is ter zitting vast komen te staan dat deze schuurtjes zonder de daarvoor benodigde vergunning zijn geplaatst, zodat het college van burgemeester en wethouders tegen de aanwezigheid van die schuurtjes handhavend kan optreden.
Gelet hierop faalt het betoog van de Vereniging Woonboten dat de raad een mogelijkheid voor het bouwen van schuurtjes op deze gronden in het plan had moeten opnemen.
2.6. De conclusie is dat hetgeen de Vereniging Woonboten heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover aangevochten strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nolles
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010