ECLI:NL:RVS:2010:BO5713

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910312/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Spekhouwerstraat-Tenelenweg' vastgesteld door de raad van de gemeente Voerendaal

Op 1 december 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Spekhouwerstraat-Tenelenweg', dat op 28 september 2009 door de raad van de gemeente Voerendaal is vastgesteld. De appellant, die zich tegen dit besluit had verzet, had zijn beroepschrift pas op 30 december 2009 ingediend. De Afdeling oordeelde dat de raad de appellant niet op de juiste wijze had geïnformeerd over het vaststellingsbesluit, waardoor het indienen van het beroep buiten de termijn verschoonbaar was. De raad had de appellant persoonlijk in kennis moeten stellen van het besluit, wat niet was gebeurd. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard.

De appellant voerde aan dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening was gehouden met de bedrijfsbestemming van zijn perceel, dat in gebruik was als stallingsruimte en onderhoudswerkplaats voor een taxibedrijf. Hij vreesde dat de nieuw te bouwen woningen op minder dan 25 meter afstand van zijn perceel zouden leiden tot extra kosten en beperkingen. De raad stelde echter dat er geen garagebedrijf meer op het perceel was gevestigd en dat de afstand tussen de nieuw te bouwen woningen en het perceel van de appellant voldoende was om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen.

De Afdeling oordeelde dat de raad terecht geen verplichting had om akoestisch onderzoek uit te voeren, aangezien de woningen niet in een externe veiligheidscontour van een bedrijf lagen. Ook werd vastgesteld dat de structuurvisie, waarin de wenselijkheid van het uitplaatsen van bedrijven werd besproken, slechts een indicatief karakter had. De Afdeling concludeerde dat de raad alle betrokken belangen had afgewogen en dat het bestemmingsplan in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200910312/1/R3.
Datum uitspraak: 1 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Voerendaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Spekhouwerstraat-Tenelenweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, per faxbericht bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door J.H.G.M. Radermacher, en de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Gubbels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Woningstichting Voerendaal, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De raad stelt dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn beroep nu hij tegen het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht en hij het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn heeft ingediend.
2.1.1. [appellant] heeft een zienswijze ingediend tegen het ontwerp-vrijstellingsbesluit als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van de door hem bestreden woningbouw, waarin ook het plan voorziet, binnen de termijn waarin ook het ontwerpplan ter inzage lag. Hij heeft aan de betrokken gemeenteambtenaar mondeling te kennen gegeven bezwaren te hebben tegen de planologische ontwikkeling die het vrijstellingsbesluit en het plan beide mogelijk maken. Nu een mondelinge zienswijze volstaat had de raad moeten begrijpen dat zijn zienswijze tegen het vrijstellingsbesluit ook op het plan betrekking had. Overigens is bij het raadsvoorstel tot vaststelling van het plan de zienswijze van [appellant] gevoegd zodat de raad er uit dien hoofde kennis van heeft genomen.
2.1.2. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit ingevolge artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd. De terinzagelegging ving aan op 8 oktober 2009. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 9 oktober 2009 en geëindigd op 19 november 2009.
Vast staat dat [appellant] het beroepschrift eerst op 30 december 2009 heeft ingediend. Nu de zienswijze van [appellant] mede is gericht tegen het ontwerpplan had de raad hem ingevolge artikel 3:43 van de Awb persoonlijk in kennis moeten stellen van het vaststellingsbesluit. Dat is niet gebeurd. Vervolgens heeft [appellant] binnen twee weken nadat hij op de hoogte is geraakt van het bestreden besluit beroep ingesteld. Onder deze omstandigheden is het buiten de beroepstermijn instellen van beroep verschoonbaar te achten.
2.1.3. Van de zijde van de Woningstichting is betoogd dat [appellant] geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep, nu de vrijstelling en bouwvergunning ten behoeve van de woningen waarin ook het plan voorziet onherroepelijk zijn geworden. De Afdeling kan de Woningstichting hierin niet volgen nu een bestemmingsplan zich leent voor herhaalde toepassing.
Het beroep is ontvankelijk.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van 32 woningen tussen de Tenelenweg en de Spekhouwerstraat in Voerendaal.
2.3. [appellant] betoogt dat bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening is gehouden met de bedrijfsbestemming-Vakgarage die op zijn perceel [locatie] rust. In dit verband stelt hij dat de vakgarage Voerendaal weliswaar is verplaatst, maar dat het perceel thans in gebruik is als stallingsruimte en onderhoudswerkplaats voor een taxibedrijf. In tegenstelling tot hetgeen de raad heeft gesteld, worden de beoogde nieuwe woningen op minder dan 25 m afstand van zijn perceel gerealiseerd. [appellant] vreest dat hij hierdoor maatregelen zal moeten nemen die extra kosten en beperkingen met zich zullen brengen. Daarnaast heeft er ten onrechte geen onderzoek plaatsgevonden naar mogelijke geluidhinder, geurhinder, luchtkwaliteit en gevaar, in verband waarmee niet vaststaat dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat voor de woningen is gegarandeerd. Tot slot voert [appellant] aan dat het plan in strijd is met de op 8 december 2003 vastgestelde "Structuurvisie Voerendaal-Kunrade" omdat daarin is opgenomen dat de woningbouwontwikkeling is gekoppeld aan de uitplaatsing van zijn garage.
2.3.1. De raad stelt dat er volgens het gemeentelijk bestand van milieu-inrichtingen geen garagebedrijf meer is gevestigd op het perceel [locatie]. Een groot deel van het garagegebouw wordt verhuurd aan een taxibedrijf en wordt voor het overige niet-bedrijfsmatig gebruikt. Verder heeft [appellant] volgens de raad bevestigd dat er reeds meer dan 15 jaar geen spuitactiviteiten meer worden verricht in de garage. Om die reden hoeft er geen rekening gehouden te worden met de bij die activiteiten behorende afstandsnormen. Zou [appellant] deze activiteiten weer ter hand willen nemen dan zal hij de nodige aanpassingen aan de afzuiging moeten verrichten. Deze aanpassingen zijn geen gevolg van de in het plan voorziene bebouwing, nu ook al andere woningen binnen een straal van 50 m van de garage aanwezig zijn. Het gebied wordt gekenmerkt door een functiemenging van wonen en werken en de raad acht de bij het plan in acht genomen afstand van 26 meter tussen het perceel van [appellant] en het dichtst bijgelegen bouwblok, waarbinnen woningen kunnen worden opgericht, voldoende om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen. Voorts voert de raad aan dat het plan niet in strijd is met de Structuurvisie omdat deze slechts een indicatieve betekenis heeft.
2.3.2. De raad heeft terecht gesteld dat waar voor de omliggende wegen een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en geen sprake is van een ligging nabij een spoorweg of een gezoneerd bedrijventerrein, op grond van de Wet geluidhinder geen verplichting voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek bestond.
Op 15 november 2007 is de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Hierbij zijn tevens op 15 november 2007 het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: het Besluit) en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: de Regeling) in werking getreden. Bij invoering van titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn krachtens artikel 5.16, vierde lid, van de Wet milieubeheer in bijlage 3A bij de Regeling als categorie van gevallen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, woningbouwlocaties aangewezen die - in geval van één ontsluitingsweg - netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten, dan wel - in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling - netto niet meer dan 3000 woningen omvatten. Indien de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt, vindt ingevolge artikel 5.16, derde lid, van de Wet milieubeheer met betrekking tot de effecten van de desbetreffende ontwikkeling geen afzonderlijke beoordeling van de luchtkwaliteit plaats. Derhalve bestond ook in zoverre geen verplichting tot het verrichten van nader onderzoek.
Nu voorts door de raad onweersproken is gesteld dat de te realiseren woningen in het plangebied niet in een externe veiligheidscontour van een bedrijf liggen of in het aandachtsgebied van een weg voor het transport van gevaarlijke stoffen, faalt ook in zoverre het betoog van [appellant] ten aanzien van het ten onrechte ontbreken van onderzoek.
Niet in geschil is dat de voormalige spuitcabine gedurende lange tijd buiten gebruik is. Evenmin is in geschil dat, nu er binnen 50 m van deze spuitcabine al bestaande woningen zijn gelegen, bij het opnieuw in gebruik nemen daarvan de nodige aanpassingen zullen moeten worden gepleegd. In zoverre voorziet het plan niet in extra beperkingen.
Ten aanzien van de ligging van het garagegebouw blijkt uit de verbeelding dat, gezien de ligging van het bouwblok waarbinnen - gelet op artikel 4.2.1 van de planregels - gebouwd mag worden, de afstand tussen de nieuw te bouwen woningen en de garage meer dan 25 m bedraagt. Gelet hierop mist het betoog van [appellant] in zo verre feitelijke grondslag. Ook verder is niet aannemelijk gemaakt dat er ter plaatse van de bij het plan voorziene woningen gelet op de in acht genomen afstanden sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
2.3.4. Voor zover [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met de op 8 december 2003 vastgestelde structuurvisie, waarin de wenselijkheid van het uitplaatsen van enkele bedrijven aan de orde komt, overweegt de Afdeling dat deze visie slechts een indicatief karakter heeft. Gelet hierop en gelet op het vorenoverwogene heeft de raad hieraan in dit geval geen doorslaggevende betekenis hoeven toekennen.
2.3.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet alle bij het plan betrokken belangen, waaronder die van [appellant], bij zijn afweging heeft betrokken en is er geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010
45-662.