201002819/1/H1.
Datum uitspraak: 1 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellante B], gevestigd te [plaats] (hierna: [appellanten]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 februari 2010 in zaak
nr. 07/5682 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zeevang.
Bij brief van 30 januari 2007 heeft het college aan [appellanten] medegedeeld dat het verzoek om overschrijving van de aan [appellant A] verleende bouwvergunningen ten behoeve van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) niet gehonoreerd kan worden.
Bij brief van 26 maart 2007 heeft het college aan [appellanten] medegedeeld de daartegen ingediende brief van 13 maart 207 aan te merken als een niet-ontvankelijk bezwaarschrift.
Bij uitspraak van 5 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 maart 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2010, waar [appellante B], bijgestaan door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.R. Nieman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden] gehoord.
2.1. Het college heeft geweigerd enkele aan [appellant A] verleende bouwvergunningen ten behoeve van het realiseren van een paardenhouderij op het perceel over te schrijven op naam van [appellante B].
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de brief van 30 januari 2007 dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en dat het college derhalve ten onrechte het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft geacht. De rechtbank heeft verder ambtshalve het door [appellanten] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij naar het oordeel van de rechtbank geen procesbelang hebben bij een beoordeling daarvan. De rechtbank heeft daartoe - samengevat - overwogen dat de bouwwerken, waarvoor de bouwvergunningen waarvan overschrijving is verzocht, zijn verleend, ten tijde van de aangevallen uitspraak waren gerealiseerd, zodat de bouwvergunningen zijn uitgewerkt en overschrijving daarvan geen doel dient.
2.3. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de uitspraak van de rechtbank. Zij betogen dat zij hun beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de bouwwerken waarvoor bouwvergunningen aan [appellant A] waren verleend en waarvan overschrijving op naam van [appellante B] is verzocht, ten tijde van de aangevallen uitspraak reeds waren gerealiseerd, zodat zij waren uitgewerkt. Daartoe is van belang dat een bouwvergunning niet meer dan een titel om te bouwen verschaft. [appellanten] hebben bij de rechtbank voorts niet gesteld dat zij als gevolg van het besluit van 26 maart 2007 schade hebben geleden of anderszins belang hebben bij het alsnog inhoudelijk beoordelen van het beroep. Derhalve heeft de rechtbank terecht overwogen dat zij geen belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van het door hen ingestelde beroep.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010