ECLI:NL:RVS:2010:BO4856

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002827/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en hennepkwekerij in Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 4 februari 2010 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, naar aanleiding van het ontmantelen van een hennepkwekerij in de woning van [appellante] op 17 december 2008. Het dagelijks bestuur had op 20 januari 2009 besloten om bestuursdwang toe te passen en de kosten daarvan op [appellante] te verhalen. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had gehandeld, en [appellante] ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 oktober 2010 behandeld. [appellante] voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij, omdat zij van augustus tot en met december 2008 in Turkije verbleef en de woning zonder haar medeweten was onderverhuurd. De Afdeling overwoog dat het dagelijks bestuur aannemelijk moest maken dat [appellante] als overtreder kon worden aangemerkt. Het dagelijks bestuur had echter voldoende bewijs geleverd dat [appellante] huurster was van de woning en dat zij verantwoordelijk was voor het gebruik ervan.

De Afdeling concludeerde dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet op de hoogte kon zijn van de hennepkwekerij. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellante] als overtreder kon worden aangemerkt en dat de kosten van bestuursdwang op haar konden worden verhaald. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201002827/1/H1.
Datum uitspraak: 24 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 februari 2010 in zaak nr. 09/1719 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2009 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om jegens [appellante] bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 17 december 2008 ontmantelen van een hennepkwekerij in de woning op het perceel [locatie] te Rotterdam (hierna: de woning) op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur besloten dat de kosten voor toepassing van bestuursdwang op haar worden verhaald.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 februari 2010, verzonden op 9 februari 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 april 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2010, waar [appellante], bijgestaan door mr. R.F. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door E.F.W. de Vogel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Schiebroek Noord" rust op het perceel waarop de woning zich bevindt de bestemming "Woondoeleinden UW".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden aangewezen voor "Woondoeleinden UW" bestemd voor
a. woningen, winkels, praktijkruimten, openbare nutsvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en horeca, met bijbehorende bijgebouwen, tuinen, ontsluitingswegen en -paden, (gebouwde) parkeervoorzieningen, groenaanleg en watergangen.
b. archeologisch waardevol gebied (als bedoeld in artikel 22).
Ingevolge artikel 26, eerste lid, is het verboden de in dit bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.
2.2. Vast staat dat het gebruik van de woning als hennepkwekerij in strijd is met artikel 3, eerste lid, in samenhang met artikel 26, eerste lid, van de planvoorschriften, zodat het dagelijks bestuur bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
2.3. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur haar terecht als overtreder heeft aangemerkt. Zij voert daartoe aan dat zij de woning weliswaar huurde, maar van augustus 2008 tot en met december 2008 in Turkije verbleef. Gedurende deze periode heeft [belanghebbende], die de door haar aan zijn moeder gegeven sleutel heeft ontvreemd, de woning zonder haar medeweten onderverhuurd aan [huurder] en moet één van hen beiden de aangetroffen hennepkwekerij hebben opgericht, aldus [appellant].
2.4.1. De Afdeling overweegt dienaangaande dat het op de weg van het dagelijks bestuur lag om aannemelijk te maken dat [appellant] overtreder was van artikel 26, eerste lid, van de planvoorschriften en de daartoe vereiste feiten te stellen. Het was vervolgens aan [appellant] om die feiten, indien daartoe aanleiding bestond, te weerleggen of nader te verklaren, bij gebreke waarvan de rechter in beginsel van de juistheid van de feiten, zoals het dagelijks bestuur die heeft vastgesteld, dient uit te gaan.
2.4.2. Vaststaat dat [appellant] ten tijde van het toepassen van bestuursdwang huurster was van de woning, aldaar in de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven, alsmede dat zij voor de woning een contract voor de levering van energie had afgesloten. Gelet hierop heeft het dagelijks bestuur [appellant] als overtreder aangemerkt en als zodanig aangeschreven. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in artikel 26, eerste lid, van de planvoorschriften uitdrukkelijk mede het laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming als verboden gebruik is aangemerkt.
2.4.3. De eerst in hoger beroep aangevoerde stelling dat [belanghebbende] de woning zonder haar medeweten heeft onderverhuurd, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. De door haar overgelegde stukken bieden geen steun voor die stelling. Voorts strookt deze stelling niet met haar in bezwaar en beroep gedane verklaring dat er ingebroken zou zijn in de woning en is niet aannemelijk dat zij pas na de uitspraak van de rechtbank van de ontvreemding van de sleutel op de hoogte was.
Voorts doet de omstandigheid dat [appellant] een aantal maanden in het buitenland verbleef, wat daar van zij, niet af aan haar verantwoordelijkheid als huurster en had het uit een oogpunt van zorgvuldigheid op haar weg gelegen om bij een afwezigheid van langere duur de woning te laten controleren. Dat [appellant] de woning niet meer heeft bezocht sinds haar vertrek naar Turkije, zo zij stelt, dient dan ook voor haar eigen rekening en risico te komen. Gelet op het vorenstaande heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij van de hennepkwekerij niet heeft kunnen weten.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat [appellant] als overtreder kan worden aangemerkt en dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de kosten van het toepassen van bestuursdwang niet op haar kunnen worden verhaald. Hetgeen [appellant] ter zitting naar voren heeft gebracht leidt niet tot een ander oordeel.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2010
357-564.