ECLI:NL:RVS:2010:BO4847

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006379/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verzoek om terugbetaling rijksbijdragen door stichting Noorderpoortcollege

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 november 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had op 21 mei 2010 geoordeeld dat de staatssecretaris ten onrechte een verzoek van de stichting voor Beroepsonderwijs, Volwasseneneducatie en Voortgezet onderwijs (Noorderpoortcollege) om terugbetaling van uitkeringskosten had afgewezen. De stichting had gesteld dat er ten onrechte een bedrag van € 278.691,03 was ingehouden op de rijksbijdragen over de jaren 2004, 2005 en 2006.

De staatssecretaris had het bezwaar van de stichting ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris opnieuw op het bezwaar moest beslissen. In afwachting van de uitspraak op het hoger beroep verzocht de staatssecretaris de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 11 november 2010, waarbij de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. L.G. Kok.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen verdere strekking had dan te bepalen dat de staatssecretaris geen gevolg hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep. De voorzitter concludeerde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De beslissing van de voorzitter was voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure. De voorzitter heeft uiteindelijk bepaald dat de staatssecretaris geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Uitspraak

201006379/2/H2.
Datum uitspraak: 19 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 mei 2010 in zaak nr. 09/ 1113 in het geding tussen:
de stichting Stichting voor Beroepsonderwijs, Volwasseneneducatie en Voortgezet onderwijs (Noorderpoortcollege)
en
de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2008 heeft de staatssecretaris een verzoek van de stichting om de volgens haar ten onrechte op de rijksbijdragen over de jaren 2004, 2005 en 2006 in mindering gebrachte uitkeringskosten ten bedrage van € 278.691,03 terug te betalen, afgewezen.
Bij besluit van 8 oktober 2009 heeft de staatssecretaris het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 mei 2010, verzonden op 27 mei 2010, heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris opnieuw op het door de stichting gemaakte bezwaar beslist met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2010, heeft de staatssecretaris de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 november 2010, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. L.G. Kok, werkzaam bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak.
2.3. Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Verder zijn in de schriftelijke uiteenzetting van de stichting geen bijzondere feiten of omstandigheden aangevoerd, die er in dit geval toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist. Dat, zoals de stichting heeft aangevoerd, het nemen van een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar voordat op het hoger beroep wordt beslist tijdwinst kan opleveren, is in dit geval geen bijzondere omstandigheid. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Oranje
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2010
452/507.