201006844/2/R2.
Datum uitspraak: 15 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoekster sub 2B], wonend te [woonplaats] (hierna in enkelvoud: [verzoeker sub 2]),
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Epe,
verweerder.
Bij besluit van 22 april 2010, nr. 2010-03365, heeft de raad het bestemmingsplan "Oosterhof-Heggerenk 1e partiële herziening (Jonasweg 6)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2010, [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2010, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 26 oktober 2010, waar [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2A] en [verzoekster sub 2B], [verzoeker sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door H.A. Naijen en J.C. van Bolderen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Triada Woondiensten, vertegenwoordigd door mr. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle, en [adjunct-directeur].
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van 17 zorgappartementen op het perceel Jonasweg 6, in de kern van Vaassen.
2.3. Ter zitting is gebleken dat Triada Woondiensten spoedig wil starten met de uitvoering van het plan. Op korte termijn zal een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden ingediend. Gelet hierop acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.4. [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij betogen dat de procedure onzorgvuldig is verlopen, omdat het gemeentebestuur en Triada Woondiensten niet de bereidheid hebben gehad in een eerder stadium van de procedure met hen in overleg te treden over het voornemen ter plaatse een zorginstelling te realiseren. Ten onrechte is volgens hen geen informatie verstrekt aan omwonenden. [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] achten het plan, gelet op de ruime bouwmogelijkheden, voorts niet passend in de omgeving. Daarnaast vrezen zij ernstige overlast ten gevolge van het plan. In dit verband stellen zij dat onduidelijk is welke vorm van zorg zal worden geboden. Voorts wijzen zij op een bestaande zorginstelling in de nabijheid van het plangebied, ten gevolge waarvan zij veel overlast stellen te ondervinden. [verzoeker sub 3] betoogt in dit verband dat de bedrijfsvoering van haar pension ernstig zal worden aangetast, doordat de rustige omgeving zal worden verstoord.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat omwonenden voldoende gelegenheid hebben gekregen met de raad en Triada Woondiensten in overleg te treden over het plan. Voorts acht de raad de in het plan voorziene bebouwing passend in de omgeving. Het voorgaande plan bood ter plaatse ruimere bouwmogelijkheden dan het onderhavige plan, zo stelt de raad. Daarnaast zijn er volgens de raad geen aanwijzingen dat de bewoners van de zorginstelling voor overlast zullen zorgen.
2.4.2. In hetgeen [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben aangevoerd ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de bestemmingsplanprocedure onzorgvuldig is verlopen. Het voeren van overleg tussen het gemeentebestuur en belanghebbenden maakt geen onderdeel uit van de procedure van vaststelling van een bestemmingsplan, zoals vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Het ontbreken van dergelijk overleg heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld. Daarnaast bestaat geen verplichting belanghebbenden persoonlijk op de hoogte te stellen van de voorgenomen invulling van het plan.
2.4.3. In het voorgaande plan "Oosterhof Heggerenk" was aan het plangebied de bestemming "Horeca" toegekend. De voorzitter stelt vast dat het voorgaande plan, wat betreft de grootte van het bouwvlak en het maximale bebouwingspercentage, ruimere bouwmogelijkheden bood dan het onderhavige plan. De maximale bouwhoogte van 12 meter die in het voorgaande plan was opgenomen is voor een deel van het plangebied gelijk gebleven. Voor een ander deel van het plangebied is de maximale bouwhoogte verlaagd naar 6 meter. Gezien de omstandigheid dat het onderhavige plan beperktere bouwmogelijkheden biedt dan het voorgaande plan en gelet op de bestaande bebouwing in de omgeving, ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] hebben aangevoerd omtrent inpassing van de bebouwing in de omgeving geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.4. Ter zitting is gebleken dat de in het plan voorziene zorgwoningen huisvesting zullen gaan bieden aan mensen met een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg. De bewoners zullen met een lichte vorm van begeleiding en een grote mate van zelfstandigheid ter plaatse kunnen gaan wonen. Ter zitting is namens Riwis Zorg en Welzijn, de zorgverlener, verklaard dat sprake is van een interne wachtlijst voor deze meer zelfstandige vorm van huisvesting. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter met het plan een zwaarwegend maatschappelijk belang gediend.
De voorzitter ziet voorshands geen aanleiding voor de verwachting dat de door [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] gevreesde aantasting van hun woon- en leefklimaat als gevolg van de realisatie van de zorgwoningen zich zal voordoen en dat van een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat ter plaatse sprake zal zijn. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat sprake is van een gebied waar, naast woningen, al verschillende andere functies gevestigd zijn, en dat het perceel waarop het plan betrekking heeft onder het voorheen geldende bestemmingsplan een horecabestemming had. Dat [verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] in het verleden overlast hebben ondervonden van de aanwezigheid van tijdelijke bewoners in het door Triada Woondiensten verhuurde pand Jonasweg 6 betekent niet dat de functies die het plan ter plaatse mogelijk maakt eveneens tot overlast zullen leiden. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat zij, zoals zij stellen, nu al overlast ondervinden van de in de omgeving van het plangebied gelegen bestaande zorginstelling.
2.5. Gelet op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2010