ECLI:NL:RVS:2010:BO4188

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009781/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • W.P. van Kooten-Vroegindeweij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en herziening tracébesluiten Zuid-Willemsvaart

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 november 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door [verzoekster]. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van 24 maart 2010, waarin het beroep van de [maatschap] tegen de tracébesluiten 'Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen' en 'Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen 2009' gegrond werd verklaard. De besluiten van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, werden vernietigd, maar de rechtsgevolgen van die besluiten werden in stand gelaten.

Na de eerdere uitspraak heeft [verzoekster] op 8 oktober 2010 verzocht om herziening van de uitspraak en op 11 oktober 2010 om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 1 november 2010 ter zitting behandeld, waarbij [verzoekster] werd vertegenwoordigd door mr. I.L. van Geel en drs. G.W. Winters. De minister was vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink en L.J. Kappe.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek om herziening is afgewezen, waardoor er geen sprake meer was van een geding. Dit leidde tot de beslissing om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Er werd ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 november 2010.

Uitspraak

201009781/2/R1.
Datum uitspraak: 10 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het verzoek van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot sub A], [vennoot sub B] en [vennoot sub C],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 24 maart 2010, in zaak nr.
200806140/1/R1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 24 maart 2010, in zaak nr.
200806140/1/R1(hierna: de uitspraak), heeft de Afdeling het tegen de besluiten van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, beiden thans: de minister van Infrastructuur en Milieu, waarbij de tracébesluiten "Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen" en "Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas-Den Dungen 2009" zijn vastgesteld, ingestelde beroep van de [maatschap], [vennoot sub A en sub B] (rechtsvoorganger van [verzoekster]), gegrond verklaard. Voorts heeft de Afdeling de besluiten vernietigd en de rechtsgevolgen van die besluiten in stand gelaten. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 oktober 2010, heeft [verzoekster] de Afdeling verzocht de uitspraak te herzien.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 november 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. I.L. van Geel, advocaat te Deurne, en drs. G.W. Winters, werkzaam bij Tauw B.V., is verschenen. Voorts is ter zitting de minister, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te 's-Gravenhage, en L.J. Kappe, projectleider omlegging Zuid-Willemsvaart, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij uitspraak van heden, zaak nr.
201009781/2/R1, heeft de Afdeling het verzoek om herziening afgewezen. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010
559.