ECLI:NL:RVS:2010:BO3516

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003722/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweg voor hulpdiensten op tunneldak van appartementencomplex in Voorburg

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Het college had op 10 december 2008 vrijstelling verleend voor het aanleggen van een toegangsweg op het tunneldak van de Sijtwendetunnel naar het appartementencomplex Hoog Haasburg in Voorburg. De Vereniging van Eigenaren 'de Elsberg' had hiertegen beroep ingesteld, wat door de rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2010 gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college een nieuw besluit moest nemen, omdat het oorspronkelijke besluit niet voldoende was onderbouwd.

Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State behandelde de zaak op 22 oktober 2010. De rechtbank had vastgesteld dat de vrijstelling in strijd was met het bestemmingsplan, dat gemotoriseerd verkeer op het tunneldak niet toestond. Het college voerde aan dat de brandweer de toegangsweg nodig had voor calamiteiten, maar de Raad van State oordeelde dat de noodzaak van de toegangsweg niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank had terecht geconcludeerd dat de vrijstelling niet van een toereikende ruimtelijke onderbouwing was voorzien.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd het beroep van de vereniging tegen een nieuw besluit van het college van 3 mei 2010 ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de inbreuk op het bestemmingsplan beperkt was en dat de noodzaak van de toegangsweg voor hulpdiensten zwaarder woog dan de belangen van de bewoners bij een groene omgeving. De Raad van State besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en het beroep van de vereniging tegen het besluit van 3 mei 2010 ongegrond te verklaren.

Uitspraak

201003722/1/H1.
Datum uitspraak: 10 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 maart 2010 in zaak nr. 09/160 in het geding tussen:
Vereniging van Eigenaren "de Elsberg" (hierna: de vereniging), gevestigd te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college vrijstelling verleend voor het aanleggen van een toegangsweg (uitsluitend voor hulpdiensten) op het tunneldak van de Sijtwendetunnel naar de hoofdingang van het appartementencomplex en een ontsluitingsweg naast de tunnel naar het appartementencomplex aan het Burgemeester Nederbragtpark 2-66 ("Hoog Haasburg") in Voorburg.
Bij uitspraak van 24 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 december 2008 herroepen en het college opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 12 mei 2010 en 8 juni 2010.
De vereniging heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 3 mei 2010 heeft het college, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank, opnieuw vrijstelling verleend voor het aanleggen van een toegangsweg.
Tegen dit besluit heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2010, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2010, waar het college, vertegenwoordigd door E. Tolido en R. de Graaff, beiden werkzaam bij de gemeente, en de vereniging, vertegenwoordigd door
V. van den Broek en J. van Arkel, respectievelijk voorzitter en secretaris van de vereniging, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vrijstelling betreft, voor zover hier van belang, een toegangsweg, uitsluitend voor hulpdiensten, tussen het gebouw Hoog Haasburg en het gebouw De Elsberg. De weg is bedoeld om het gebouw Hoog Haasburg bereikbaar te maken voor hulpdiensten in geval van calamiteiten.
2.2. De gronden waarop de toegangsweg op het tunneldak is voorzien hebben ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Sijtwende" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied V+Vb" en "Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied, auto's toegestaan V+Vb(a)". Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan omdat gemotoriseerd vervoer op het tunneldak niet is toegestaan, en dat daarom een vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) noodzakelijk is om de toegangsweg te realiseren.
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
Ten aanzien van het hoger beroep van het college
2.4. Het college heeft zijn beroepsgrond dat de rechtbank, door de noodzaak van de toegangsweg ter discussie te stellen, ten onrechte het onderwerp van geschil heeft gewijzigd, ter zitting ingetrokken.
2.5. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bestreden vrijstellingsbesluit niet van een toereikende ruimtelijke onderbouwing is voorzien. Hiertoe voert het aan dat volgens het bestemmingsplan een fietspad met twee rijrichtingen in combinatie met een voetpad, met een breedte van 3,5 m, reeds is toegestaan. De gevolgen voor het groene karakter ter plaatse zouden met een dergelijk fietspad exact hetzelfde zijn als met de toegangsweg het geval is, aldus het college. Het college voert daartoe verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet kan worden ingezien waarom het belang van de vereniging bij een groene woonomgeving zou moeten wijken voor de toegangsweg.
2.5.1. Het lag aanvankelijk in de bedoeling van het college om het tunneldak overwegend groen in te richten. Het heeft niettemin vrijstelling verleend voor een 3,5 m brede toegangsweg op het tunneldak die ter hoogte van het appartementengebouw Hoog Haasburg een keerlus heeft, op de volgende gronden:
"In de voorschriften van het bestemmingsplan staat dat gemotoriseerd vervoer niet toegestaan is op het tunneldak. Dit om de kwaliteit van het gebied veilig te stellen. De brandweer heeft echter aangegeven het tunneldak nodig te hebben in geval van calamiteiten. In geval van calamiteiten dient de brandweer dan ook gebruik te maken van het tunneldak net zoals de brandweer gebruik maakt van andere openbare ruimtes. Buiten calamiteiten dient het tunneldak een verblijfsgebied te blijven. Taxi's, mindervalidenvervoer en andere primair behorende bij het dagelijks verkeer rondom het appartementengebouw dienen via de begane grond ontsloten te worden. De voorgestelde ontsluiting van het tunneldak is een aanvaardbare ingreep in de omgeving."
2.5.2. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de ruimtelijke onderbouwing een noodzaak van de toegangsweg op het tunneldak suggereert, die niet wordt onderbouwd. De gestelde mededeling van de brandweer is in dit geval niet voldoende om enkel op grond daarvan aan te kunnen nemen dat een toegangsweg op het tunneldak noodzakelijk is in geval van calamiteiten, noch dat een brand ter plaatse alleen maar kan worden benaderd via het tunneldak. Uit de stukken is gebleken dat het college ook ter zitting bij de rechtbank deze mededeling verder niet deugdelijk kon motiveren. Dit heeft de rechtbank terecht gebracht tot de conclusie dat de vrijstelling niet van een toereikende ruimtelijke onderbouwing is voorzien, zodat geen deugdelijke afweging van de bij de vrijstelling betrokken belangen kon plaatsvinden.
Het betoog van het college faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd.
Ten aanzien van het besluit van 3 mei 2010
2.7. Bij besluit van 3 mei 2010 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw vrijstelling verleend voor het aanleggen van de toegangsweg. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. Dat wil zeggen dat van de zijde van de vereniging van rechtswege een beroep tegen dit besluit is ontstaan, nu daarbij aan haar bezwaren niet tegemoet is gekomen.
2.8. De vereniging betoogt dat het college zich in het besluit van 3 mei 2010 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de toegangsweg beperkte gevolgen heeft voor de omgeving en dat het belang van de toegangsweg zwaarder weegt dan het belang van omwonenden bij een groene omgeving.
2.8.1. Het college heeft aan zijn besluit van 3 mei 2010 een herziene ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd waarin uitgebreid op de toegang tot het gebouw voor hulpdiensten, waaronder de brandweer, bij calamiteiten is ingegaan, en waarin is onderbouwd waarom een alternatieve route vanaf het maaiveldniveau niet voldoet. Uit de brief van 24 juni 2010 van de vereniging blijkt dat niet langer in geschil is dat de toegangsweg over het tunneldak noodzakelijk is voor de hulpdiensten in geval van calamiteiten. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de inbreuk van de in de vrijstelling opgenomen toegangsweg op het bestaande planologisch regime beperkt is. De aanleg van verharding in deze omvang en het gebruik als voet- en fietspad is reeds mogelijk op grond van het bestemmingsplan. Weliswaar ziet de vrijstelling op gebruik met andere ruimtelijke gevolgen omdat daarmee, in tegenstelling tot het bestemmingsplan, gemotoriseerd verkeer wordt toegestaan, maar het college heeft daaraan desalniettemin niet het gewicht hoeven toekennen dat de vereniging daaraan toegekend wil zien, en heeft in aanmerking kunnen nemen dat het gebruik voor motorvoertuigen zeer incidenteel zal plaatsvinden, enkel in geval van calamiteiten. Gelet op de noodzaak van de toegangsweg op het tunneldak, de beperkte ruimtelijke inbreuk op het bestemmingsplan die de aanleg meebrengt en het feit dat het gebruik van de weg zeer beperkt zal zijn, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de groene omgeving beperkt is en heeft het in dit geval een groter belang kunnen hechten aan de toegangsweg dan aan het belang van de bewoners bij een geheel groene woonomgeving.
Voor zover de vereniging heeft betoogd dat het college de toegangsweg met grasbetontegels moet uitvoeren, wordt opgemerkt dat dit geen betrekking heeft op het besluit tot vrijstelling zelf maar op de uitvoering daarvan. Overigens heeft het college ter zitting onweersproken gesteld dat de toegangsweg tevens dient als fiets- en voetpad en dat deze uit oogpunt van verkeersveiligheid niet met dergelijke tegels worden uitgevoerd.
Het betoog faalt.
2.9. Het beroep van de vereniging tegen het besluit van 3 mei 2010 is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep van de vereniging tegen het besluit van 3 mei 2010 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010
357-642.