ECLI:NL:RVS:2010:BO3476

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007744/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • W.P. van Kooten-Vroegindeweij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kagerban Sociaal-Cultureel Centrum de Schoof te Wervershoof

Op 5 november 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Kagerban Sociaal-Cultureel Centrum de Schoof". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Wervershoof op 20 mei 2010, voorziet in de realisering van een sociaal-cultureel centrum aan het Bisschop Grentplantsoen. Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 15 oktober 2010.

In de overwegingen van de voorzitter werd ingegaan op de noodzaak van de voorlopige voorziening en de argumenten van de verzoekers. De voorzitter concludeerde dat er geen sprake was van de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de bestemming "Verkeer - Verblijf". De voorzitter oordeelde dat de parkeerplaatsen aan het Bisschop Grentplantsoen behouden blijven en dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gecreëerd voor bezoekers van het sociaal-cultureel centrum.

Daarnaast werd het standpunt van de verzoekers over geluidshinder en de afstand tot woningen besproken. De voorzitter stelde vast dat de afstand tussen het sociaal-cultureel centrum en de dichtstbijzijnde woningen ongeveer 15 meter bedraagt, wat volgens de plantoelichting acceptabel is. De voorzitter concludeerde dat de raad in redelijkheid kon stellen dat de geluidsnormen niet zouden worden overschreden en dat er geen onaanvaardbare geluidshinder zou ontstaan. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201007744/2/R1.
Datum uitspraak: 5 november 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Wervershoof,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kagerban Sociaal-Cultureel Centrum de Schoof" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2010, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] en anderen hebben hun verzoek aangevuld bij brief van 23 augustus 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en de stichting Woningstichting Het Grootslag, eigenaar van een deel van de gronden in het plangebied, hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2010, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], en de raad van de gemeente Wervershoof, vertegenwoordigd door mr. W. Smak, werkzaam bij de gemeente, en drs. J.M. de Booij zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Met het bestemmingsplan wordt voorzien in de realisering van het sociaal-cultureel centrum "De Schoof" aan het Bisschop Grentplantsoen.
De gronden ter plaatse van het voorziene sociaal-cultureel centrum zijn bestemd als "Maatschappelijk".
Ingevolge artikel 4.1. van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van (sociaal-)culturele doeleinden; met de daarbij behorende:
b. tuinen, erven en terreinen;
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. waterlopen;
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
2.3. Het verzoek van [verzoeker] en anderen heeft betrekking op de plandelen met de bestemmingen "Maatschappelijk", "Verkeer - Verblijf" en "Verkeer - Parkeren".
2.4. Naar het oordeel van de voorzitter ontbreekt de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf". In dit kader overweegt de voorzitter dat weliswaar uit de stukken en ter zitting is gebleken dat de inrichting van het Kerkelaantje zal worden gewijzigd, maar dat aan het Kerkelaantje in het voorheen geldende bestemmingsplan eveneens een verkeersbestemming is toegekend. Indien de voorzitter het verzoek in zoverre zou toewijzen, zou voor het Kerkelaantje de verkeersbestemming uit het voorheen geldende bestemmingsplan blijven gelden en zou op grond daarvan wijziging van de inrichting van het Kerkelaantje mogelijk zijn. Het verzoek van [verzoeker] en anderen komt derhalve in zoverre niet voor inwilliging in aanmerking.
2.5. Met betrekking tot het standpunt van [verzoeker] en anderen dat als gevolg van het bestemmingsplan ten onrechte de bestaande parkeerplaatsen aan het Bisschop Grentplantsoen en aan het Kerkelaantje zullen verdwijnen en een tekort aan parkeerplaatsen kan ontstaan, overweegt de voorzitter als volgt. Ter zitting is gebleken dat de parkeerplaatsen aan het Bisschop Grentplantsoen als zodanig zijn bestemd en dat deze gehandhaafd blijven. Wat betreft de parkeerplaatsen aan het Kerkelaantje is gebleken dat deze zullen verdwijnen, maar dat het bestemmingsplan ter plaatse voorziet in de aanleg van een parkeergelegenheid met meer parkeerplaatsen, die onder meer zijn bestemd voor bezoekers van het sociaal-cultureel centrum. Voorts zijn ter plaatse van alle bestemmingen in het plangebied parkeervoorzieningen toegestaan en heeft de raad toegezegd dat in overleg met omwonenden zal worden bepaald of in de omgeving meer parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden. Gelet hierop ziet de voorzitter geen grond voor inwilliging van het verzoek om reden dat als gevolg van het bestemmingsplan een tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan in de omgeving van de woningen van [verzoeker] en anderen.
2.6. De voorzitter overweegt voorts dat in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen grond wordt gevonden voor het oordeel dat het sociaal-cultureel centrum een zodanige verkeersaantrekkende werking zal hebben dat er in de omgeving verkeersonveilige situaties ontstaan. In dit kader is van belang dat de raad heeft gesteld dat de meeste bezoekers per fiets of te voet naar het centrum komen en dat in dit geval moet worden uitgegaan van een verkeersaantrekkende werking van maximaal 20 motorvoertuigen per activiteit alsmede dat de ontsluiting van het parkeerterrein niet plaatsvindt op het Kerkelaantje maar op de Dorpsstraat als bovenwijkse ontsluiting. In de verwijzing van [verzoeker] en anderen naar de conclusie in het rapport "Evaluatie 'Verkeersveiligheidsplan' kernen Wervershoof (1999)" van Mobycon van 24 juli 2009 dat extra autoverkeer de verkeersveiligheid ter plaatse vermindert, wordt geen grond gevonden voor een ander oordeel. In dit verband is ten eerste van belang dat het parkeren door bezoekers van het huidige sociaal-cultureel centrum en de hoofdbevoorrading van dit centrum, op dit moment reeds plaatsvindt aan het Kerkelaantje en dat niet is gebleken dat op dit moment reeds sprake is van een verkeersonveilige situatie. Ten tweede is in dit verband van belang dat de keuze voor het inrichten van het Kerkelaantje als tweerichtingsverkeer blijkens voornoemd rapport - welk rapport het college van burgemeester en wethouders op 26 november 2009 heeft vastgesteld - niet alleen is ingegeven door de realisering van het sociaal-cultureel centrum maar meer in het bijzonder gelet op de ontsluiting van Centrumplan, een woningbouwproject in de nabijheid van het sociaal-cultureel centrum. Daarnaast zullen volgens de raad eveneens de bewoners van aangrenzende wijken gebruik maken van het Kerkelaantje.
2.7. [verzoeker] en anderen stellen voorts dat ten onrechte niet is aangesloten bij de in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 30 meter tussen het sociaal-cultureel centrum en woningen. Verder voeren zij aan dat het bestemmingsplan zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder en derhalve in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en met het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit). Daarnaast is volgens hen een groot aantal hinder veroorzakende activiteiten ten onrechte niet meegenomen in het onderzoek van HGOadvies van 4 januari 2010, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek Nieuwbouwproject Sociaal Cultureel Centrum De Schoof Kerkelaantje Wervershoof" (hierna: het geluidsrapport).
2.7.1. De raad stelt dat weliswaar enige geluidshinder kan optreden in de omgeving van het voorziene sociaal-cultureel centrum maar dat het algemeen belang bij realisering van dit gebouw in het centrum van de kernen zwaarder weegt dan het belang van [verzoeker] en anderen bij het niet realiseren van het sociaal-cultureel centrum ter plaatse.
2.7.2. In de plantoelichting is vermeld dat de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit het jaar 2009 (hierna: de VNG-brochure) een afstand van 30 meter aanbeveelt tussen buurt- en clubhuizen en muziek- en balletscholen - waarmee het onderhavige sociaal-cultureel centrum vergelijkbaar is - en milieugevoelige functies, zoals woningen. In dit geval is de afstand tussen het voorziene sociaal-cultureel centrum en de meest nabijgelegen woningen ongeveer 15 meter. Volgens de plantoelichting is deze afstand toegestaan nu de constructie van het sociaal-cultureel centrum zodanig zal zijn dat het vereiste binnenniveau in de omliggende woningen wordt gewaarborgd. Daarnaast is het volgens de plantoelichting van belang dat, gelet op de korte afstand tot deze woningen, de akoestische gevolgen in de directe omgeving inzichtelijk worden gemaakt voor toetsing aan het aspect goede ruimtelijke ordening. Daartoe is het geluidsrapport opgesteld waarin aansluiting is gezocht bij het Activiteitenbesluit, nu het sociaal cultureel centrum onder de werkingssfeer van dit besluit valt.
2.7.3. De voorzitter overweegt dat de in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 30 meter enkel is ingegeven gelet op de mogelijke geluidhinder. Voorts overweegt de voorzitter dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling de in de VNG-brochure aanbevolen afstanden indicatief zijn en dat afwijking hiervan in beginsel mogelijk is met dien verstande dat een afwijking voldoende dient te worden gemotiveerd en te worden afgewogen in het licht van het doel van deze normen, namelijk het voorkomen van geluidhinder in nieuwe situaties.
2.7.4. Verder overweegt de voorzitter met betrekking tot het standpunt van [verzoeker] en anderen dat ten onrechte bij de berekening van de geluidsemissie als gevolg van sociaal-culturele activiteiten is uitgegaan van de grens van het bouwvlak en niet van de bestemmingsgrens, dat gelet op artikel 4.1. van de planregels buiten het sociaal-cultureel centrum geen sociaal-culturele activiteiten zijn toegestaan, zodat met voornoemde activiteiten naar het oordeel van de voorzitter geen rekening behoefde te worden gehouden in het geluidsrapport.
2.7.5. Voorts behoeft naar het oordeel van de voorzitter, anders dan [verzoeker] en anderen veronderstellen, bij de beoordeling van de geluidsbelasting als gevolg van het sociaal-cultureel centrum niet te worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan, maar van een situatie die representatief voor de maximale planologische mogelijkheden kan worden geacht. In hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de situatie waarvan de raad is uitgegaan, niet kan worden aangemerkt als representatief voor de maximale planologische mogelijkheden.
2.7.6. In het geluidsrapport is onder meer vermeld dat het Activiteitenbesluit weliswaar niet van toepassing is op enkele geluidhinder veroorzakende activiteiten, maar dat met betrekking tot deze activiteiten in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel aansluiting is gezocht bij de geluidsnormering in het Activiteitenbesluit.
2.7.6.1. In het geluidsrapport is wat betreft het stemgeluid op het Verdiept plein, dat zal worden aangelegd bij de ingang van het sociaal-cultureel centrum, aansluiting gezocht bij de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit en is geconcludeerd dat deze niet worden overschreden.
2.7.6.2. Verder is in het geluidsrapport geconcludeerd dat in de avond- en nachtperiode de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit worden overschreden ten gevolge van parkeren en laden en lossen. Voorts blijkt uit het geluidsrapport dat de maatgevende overschrijding het dichtslaan van autoportieren betreft. Uit de stukken is gebleken dat het gemeentebestuur verantwoordelijk is voor de inrichting van de parkeergelegenheden en dat het zal toezien op het parkeergedrag en eventueel een afscherming van de parkeerplaats aan het Kerkelaantje zal worden gerealiseerd, ter voorkoming van een overschrijding van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. In dit kader is van belang dat ingevolge artikel 5 van de planregels op gronden met de bestemming "Verkeer - Parkeren" zowel groen kan worden gerealiseerd als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van 5 meter kunnen worden opgericht.
2.7.6.3. Wat betreft de geluidshinder door parkeren door bezoekers van het sociaal-cultureel centrum op de parkeerplaatsen aan het Bisschop Grentplantsoen overweegt de voorzitter dat sprake is van bestaande parkeerplaatsen en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen grond bestaat voor de verwachting dat de geluidsbelasting door het gebruik van deze parkeerplaatsen door bezoekers van het centrum in ernstige mate zal toenemen ten opzichte van de huidige geluidsbelasting. Hierbij betrekt de voorzitter dat niet is gebleken dat door de aanwezigheid van het voorziene gebouw van het sociaal-cultureel centrum een noemenswaardige geluidsreflectie zal optreden richting de woningen van [verzoeker] en anderen.
2.7.6.4. Ten aanzien van de overschrijding van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit ten gevolge van muziekgeluid in de voorziene Grote Zaal en de Jongerenrecreatieruimte, overweegt de voorzitter als volgt. Bij de berekening van deze overschrijding is uitgegaan van een gemiddeld bronniveau dat behoort bij muziekgeluid. De raad heeft toegezegd dat het gemeentebestuur er op toe zal zien dat de normen uit het Activiteitenbesluit niet zullen worden overschreden en dat bij een overschrijding handhavend zal worden opgetreden en/of maatwerkvoorschriften zullen worden opgelegd, die onder meer betrekking kunnen hebben op de hoogte van het te produceren geluidsniveau en het produceren van livemuziek in de Grote Zaal. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de voorzitter geen grond voor de verwachting dat in de omgeving van het sociaal-cultureel centrum onaanvaardbare geluidhinder zal ontstaan als gevolg van het gebruik van de Grote Zaal en de Jongerenrecreatieruimte.
2.7.6.5. Met betrekking tot de overschrijding van de normen uit het Activiteitenbesluit ten gevolge van het gecumuleerde geluidsniveau van de activiteiten in de voorziene jongerenrecreatieruimte en van stemgeluid op het Verdiepte plein in de avond- en nachtperiode, overweegt de voorzitter als volgt. Nu ter zitting is gebleken dat volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) het sociaal-cultureel centrum niet na 24:00 uur geopend mag zijn, behoefde de raad in redelijkheid geen rekening te houden met de berekende geluidsbelasting in de nachtperiode. Wat betreft de geluidsbelasting in de avondperiode is van belang dat het Activiteitenbesluit niet van toepassing is op stemgeluid, maar dat hieraan is getoetst in het kader van de beoordeling of het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Uit het geluidsrapport volgt dat het gecumuleerde geluidsniveau in de avondperiode maximaal 53 dB(A) bedraagt, waarbij reeds een strafcorrectie voor muziekgeluid van 10dB(A) is toegepast. De raad heeft zich naar het oordeel van de voorzitter in dit geval in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een geluidsniveau van 53 dB(A) niet dusdanig hoog is dat ter plaatse ernstige geluidshinder zal ontstaan in de avondperiode. Bovendien is vanwege de toegepaste straffactor het feitelijk optredende geluidsniveau lager.
2.7.6.6. Wat betreft de toepassing van de Festiviteitenregeling ten behoeve van evenementen en feesten overweegt de voorzitter als volgt. In de APV is bepaald dat een inrichting maximaal zes festiviteiten per kalenderjaar mag houden en dat voor dergelijke festiviteiten de normen uit het Activiteitenbesluit niet gelden. Naar het oordeel van de voorzitter is dit aantal zodanig beperkt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van bedoelde festiviteiten in het sociaal-cultureel centrum. In dit kader overweegt de voorzitter dat het standpunt van [verzoeker] en anderen dat meer dan zes festiviteiten per jaar zullen plaatsvinden, niet in de onderhavige procedure aan de orde kan komen, maar in een procedure met betrekking tot overtreding van de normen uit de APV.
2.7.6.7. Ter zitting hebben [verzoeker] en anderen in verband met hun standpunt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de cumulatie van geluid als gevolg van het sociaal-cultureel centrum met geluid van andere omgevingsbronnen, gewezen op het café aan de Dorpsstraat 76. Dit café ligt ten zuiden van het plangebied op een afstand van ongeveer 750 meter van het voorziene sociaal-cultureel centrum. Gelet op de in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 10 of 30 meter van een café tot woningen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de geluidsbelasting van dit café in de directe omgeving van het plangebied tezamen met de geluidsbelasting van het sociaal-cultureel centrum zal leiden tot onaanvaardbare geluidshinder ter plaatse.
2.7.7. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor inwilliging van het verzoek om reden dat de aanwezigheid van het sociaal-cultureel centrum zal leiden tot onaanvaardbare geluidshinder in de directe omgeving en evenmin dat het bestemmingsplan zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse.
2.8. [verzoeker] en anderen voeren voorts aan dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet is aangetoond. In dit kader wijzen zij er op dat onduidelijk is of bij de economische onderbouwing van het plan rekening is gehouden met planschade en kosten die gemaakt moeten worden ter voorkoming van geluidshinder en verkeersonveiligheid.
2.8.1. De voorzitter overweegt dat in de plantoelichting is vermeld dat de gemeente budget beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van de realisering van het sociaal-cultureel centrum. Gelet hierop ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet is aangetoond. Hierbij betrekt de voorzitter dat volgens de raad een risico-inventarisatie is uitgevoerd en dat daarin is gebleken dat de post onvoorziene kosten in de exploitatieopzet voldoende is voor eventuele planschade-uitkeringen. Voorts betrekt de voorzitter hierbij dat geen grond bestaat voor het oordeel dat onvoldoende budget beschikbaar is ten behoeve van het voorkomen van geluidshinder en verkeersonveiligheid. In dit kader is van belang hetgeen is overwogen onder 2.7. tot en met 2.7.7. en het feit dat uit de stukken en ter zitting is gebleken dat bij de ontwikkeling van het sociaal-cultureel centrum rekening wordt gehouden met de uitgangspunten van het geluidsrapport met betrekking tot onder meer isolatie. Bovendien bestaat gelet op hetgeen is overwogen onder 2.6. naar het oordeel van de voorzitter niet de verwachting dat aanzienlijke kosten moeten worden gemaakt ten behoeve van het realiseren van een verkeersveilige situatie ter plaatse.
2.9. Ook in hetgeen [verzoeker] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, onder meer met betrekking tot strijd met het gemeentelijke en provinciale beleid, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dan wel is vastgesteld in strijd met het recht.
2.10. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010
559.