ECLI:NL:RVS:2010:BO3441
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- I.S. Vreken
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Centraal-Irak
In deze zaak heeft de Raad van State op 2 november 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had eerder, op 19 juni 2009, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De rechtbank 's-Gravenhage had op 12 augustus 2010 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij op korte termijn zou worden uitgezet naar Centraal-Irak.
Tijdens de zitting op 1 november 2010, waar de vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. C. Chen en de minister voor Immigratie en Asiel door mr. R.A. Visser, is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De vreemdeling voerde aan dat zijn uitzetting naar Centraal-Irak zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, gezien de onveilige situatie in dat gebied. De minister overhandigde een brief van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarin werd aangegeven dat voor Irakese vreemdelingen die dreigen te worden uitgezet naar Bagdad, een interim measure moest worden getroffen.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. H.G. Lubberdink, heeft besloten dat de vreemdeling tot 24 november 2010 niet mag worden uitgezet. Tevens is de minister voor Immigratie en Asiel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 874,00 zijn vastgesteld. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 2 november 2010.