200902326/1/R3.
Datum uitspraak: 27 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Peel en Maas,
verweerder.
Bij besluit van 10 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Maasbree, thans gemeente Peel en Maas, het bestemmingsplan "Projectvestiging glastuinbouw Siberië" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2010, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda en door C. Derks, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, daar als partij gehoord.
2.1. Het plan voorziet in de uitbreiding van het glastuinbouwgebied Siberië ten noorden van de kern Maasbree. Het plan heeft gedeeltelijk een conserverend karakter. Voor het overige voorziet het plan voornamelijk in nieuw te realiseren glastuinbouw.
2.2. [appellant] en anderen betogen dat de gemeente zich onvoldoende heeft ingespannen voor het vinden van een locatie tot hervestiging van hun melkveebedrijf dat thans nog op [locatie] is gevestigd, maar in het plan niet als zodanig is bestemd. In dit verband voeren zij aan dat het gemeentebestuur onvoldoende zorg heeft gedragen om de bij het raadsbesluit van 4 november 2008 aangenomen motie, inhoudende dat met alle belanghebbenden tot een aanvaardbare oplossing dient te worden gekomen, na te komen en dat ten onrechte toch de onteigeningsprocedure is ingezet. Voorts betogen [appellant] en anderen dat zij schade zullen lijden door het verleggen van de weg Siberië en de aanleg van een verkeerssluis bij de aansluiting van de weg Siberië op de weg Rozendaal.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het gemeentebestuur zich voldoende heeft ingespannen om tot een voor partijen aanvaardbare oplossing te komen. Zelfs nu het onteigeningsbesluit van de gemeente bij Koninklijk Besluit nr. 10.002193 van 4 augustus 2010 is goedgekeurd, wordt nog steeds gezocht naar alternatieve locaties. Voorts stelt de raad dat [appellant] en anderen geen schade zullen lijden door de verkeerssluis nu deze pas zal worden aangelegd na verwerving van de percelen.
2.2.2. Niet in geschil is dat glastuinbouw een belangrijke economische en ruimtelijke factor is in Noord- en Midden-Limburg en dat met het onderhavige plan een zwaarwegend maatschappelijk belang is gediend. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad bij het nemen van het bestreden besluit ten onrechte het algemeen maatschappelijk belang zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [appellant] en anderen bij het behoud van hun bedrijfslocatie.
De Afdeling overweegt in dit verband verder dat de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) de raad in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet verplicht te voorzien in een alternatieve locatie ten aanzien van bedrijven die vanwege een bestemmingswijziging niet kunnen worden gehandhaafd. De mogelijkheden tot verplaatsing zijn in het minnelijke overleg voorafgaande aan de onteigeningsprocedure aan de orde gekomen, waarbij diverse alternatieve locaties zijn bekeken. Dat het minnelijke overleg niet tot een overeenkomst heeft geleid, doet er niet aan af dat dit overleg is gevoerd.
Daargelaten de betekenis die aan de aangenomen motie in het kader van deze procedure toekomt, is voorts niet aannemelijk gemaakt dat de in de door [appellant] en anderen bedoelde motie neergelegde aansporing tot minnelijk overleg niet voldoende is nagekomen. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven er nog immer op uit te zijn een oplossing in der minne te bereiken. De Afdeling merkt hierbij voorts nog op dat, mochten partijen niet tot overeenstemming komen, in het kader van de onteigeningsprocedure schadeloosstelling op basis van volledige schadevergoeding zal plaatsvinden.
2.2.3. De Afdeling is voorts van oordeel dat de verlegging van de weg Siberië een uitvloeisel is van de herbestemming van het gebied ten behoeve van de glastuinbouw. Voor zover deze weg is geprojecteerd op gronden van [appellant] en anderen zal deze verlegging eerst na verwerving van hun gronden tot stand kunnen worden gebracht, terwijl ook ten aanzien van de verkeerssluis is toegezegd dat deze niet eerder in werking zal worden gesteld. Gelet hierop ziet de Afdeling geen reden om aan te nemen dat [appellant] en anderen in zo verre onevenredige schade zullen leiden.
2.3. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover bestreden strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2010