ECLI:NL:RVS:2010:BO1571
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Geen procesbelang in verblijfsprocedure en rechtmatig verblijf onder artikel 64 Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak gaat het om een vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op 9 november 2009. De vreemdeling heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De staatssecretaris van Justitie heeft op 6 maart 2009 een verzoek van de vreemdeling om te bepalen dat uitzetting achterwege blijft, afgewezen. Dit besluit werd door de vreemdeling bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep niet ontvankelijk. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State overweegt dat uit artikel 64 van de Vw 2000 volgt dat de uitzetting en vertrekplicht opgeschort kan worden, maar dat de vreemdeling ten tijde van de uitspraak van de rechtbank geen procesbelang meer had bij de beoordeling van de toepasselijkheid van dit artikel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling geen belang had bij de toetsing van de rechtmatigheid van het besluit van 24 juni 2009. De vreemdeling kan desgewenst een verzoek om verstrekkingen indienen bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, maar dit leidt niet tot een ander oordeel in deze procedure.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2010.