ECLI:NL:RVS:2010:BO1195

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004478/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor het oprichten van een inrichting voor duurzaam energieopwekking in de glastuinbouw

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe op 16 maart 2010 een vergunning verleend aan [vergunninghoudster] voor de duur van 10 jaar. Deze vergunning was bedoeld voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het duurzaam opwekken van energie, voornamelijk warmte en elektriciteit, ten behoeve van de glastuinbouw te Erica, op het perceel [locatie] te [plaats]. Het besluit tot vergunningverlening is op 24 maart 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft [appellant] op 6 mei 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verwezen naar een enkelvoudige kamer. Tijdens de zitting op 23 september 2010 is het college vertegenwoordigd door B. Arentz, F. Eilander en G. Eleveld, terwijl [vergunninghoudster] werd vertegenwoordigd door B. Eissen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat, ingevolge artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep kan instellen. Volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De afstand van de woning van [appellant] tot de inrichting bedraagt ongeveer 670 meter. Gezien deze afstand en de aard van de inrichting, is het niet aannemelijk dat [appellant] milieugevolgen van de inrichting kan ondervinden. Daarom is [appellant] niet als belanghebbende aangemerkt.

De Afdeling heeft het beroep van [appellant] dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.

Uitspraak

201004478/1/M1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het college aan [vergunninghoudster] voor de duur van 10 jaar een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het duurzaam opwekken van energie, voornamelijk warmte en elektriciteit, ten behoeve van de glastuinbouw te Erica op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 24 maart 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2010, waar het college, vertegenwoordigd door B. Arentz, F. Eilander en G. Eleveld, allen werkzaam bij de provincie, is verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door B. Eissen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.1. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting of een zogenoemde revisievergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden.
2.1.2. De afstand van de woning van [appellant] tot de inrichting bedraagt ongeveer 670 m. Gelet op deze afstand en de aard en omvang van de inrichting, is het niet aannemelijk dat ter plaatse van deze woning milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. [appellant] is derhalve geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010
195-625.