201002701/1/H2.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Coach4Kids, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 januari 2010 in zaak nr. 09-3947 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
Bij besluit van 21 januari 2009 heeft het college de aanvraag van de stichting om een subsidie voor haar activiteiten op het gebied van cultuureducatie afgewezen.
Bij besluit van 10 juli 2009 heeft het college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 januari 2010, verzonden op 8 februari 2010, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 maart 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 april 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2010, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de stichting, en [lid van het bestuur] van de stichting, en het college, vertegenwoordigd door T.H. van Donge en drs. P.W. van Doorn, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijke voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Ingevolge artikel 35, aanhef en onder c, van de Algemene subsidieverordening gemeente Haarlemmermeer 2008 (hierna: de verordening) wordt de subsidieverstrekking, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd indien een gegronde reden bestaat dat de subsidieverstrekking niet past binnen het subsidiebeleidskader.
In het Subsidiebeleidskader gemeente Haarlemmermeer 2008 (hierna: het subsidiebeleidskader) wordt beschreven op welke wijze het college subsidies wil benutten voor het realiseren van gemeentelijke doelstellingen. De inhoudelijke doelstellingen worden geconcretiseerd in specifiek beleid, vastgelegd in aparte nota's. Zo is het cultuurbeleid vastgelegd in de ontwerp-structuurnota Cultuur en Publieke informatie (hierna: de cultuurnota).
In het subsidiebeleidskader wordt onderscheid gemaakt tussen vier categorieën subsidies: prestatiesubsidies, genormeerde subsidies, waarderingssubsidies en eenmalige subsidies. Prestatiesubsidies hebben vooral betrekking op structurele subsidies aan grote instellingen. Genormeerde en waarderingssubsidies worden jaarlijks verstrekt en hebben betrekking op kleinere projecten. Eenmalige subsidies worden verstekt voor eenmalige activiteiten, experimenten of projecten.
Met betrekking tot structurele prestatiesubsidies hanteert het college het algemene uitgangspunt dat een integraal aanbod wenselijk is en dat versnippering van subsidiegelden moet worden voorkomen. In de afspraken met aldus gesubsidieerde instellingen vormt de samenwerking met derden een vast element.
Voorts zijn in het subsidiebeleidskader algemene uitgangspunten voor subsidiëring opgenomen. In paragraaf 4.3.7 is als uitgangspunt vermeld dat subsidie kan worden ingezet voor het stimuleren van activiteiten gericht op geconstateerde "witte vlekken" of tekorten in bestaand aanbod.
In de cultuurnota is een algemeen kader geschetst van de richting waarin het cultuurbeleid zich tot het jaar 2015 zal dienen te ontwikkelen. In paragraaf 4.2.1 worden culturele en informatieve voorzieningen onderscheiden in drie typen, te weten: kernvoorzieningen, specifieke voorzieningen en incidentele voorzieningen. Kernvoorzieningen zijn omschreven als voorzieningen die de basis vormen van een infrastructuur en die gezamenlijk alle inwoners de mogelijkheid bieden actief of receptief deel te nemen aan cultuur en publieke informatie. Deze voorzieningen kenmerken zich door een breed aanbod voor een breed publiek waarbij vooral van belang zijn een goede aansluiting van het aanbod op de vraag van dat publiek en zowel inhoudelijk als financieel lage drempels. Specifieke voorzieningen zijn gedefinieerd als voorzieningen en activiteiten die door specialisatie in product of doelgroep aanvullend zijn op de kernvoorzieningen. Tot slot zijn incidentele voorzieningen omschreven als voorzieningen met een eenmalig karakter.
In de cultuurnota is in paragraaf 4.3.3.3 Pier K (voorheen: Instituut voor Kunstzinnige vorming) aangewezen als kernvoorziening op het terrein van cultuureducatie en kunstzinnige vorming.
Uit het hiervoor beschreven beleid kan worden afgeleid dat specifieke en incidentele voorzieningen naar hun aard niet in aanmerking komen voor een prestatiesubsidie, maar mogelijk wel voor waarderingssubsidies, genormeerde of eenmalige subsidies.
2.2. De stichting heeft als doelstelling kinderen in de leeftijd van zes tot en met zestien jaar op een laagdrempelige wijze kennis te laten maken met de theatervakken zingen, dansen en acteren/presenteren. Om dit te realiseren heeft zij Coach4Kids-scholen opgericht. Het college heeft de aanvraag van de stichting om een structurele prestatiesubsidie voor haar activiteiten in haar school in Hoofddorp krachtens artikel 35, aanhef en onder c, van de verordening afgewezen, aangezien de aanvraag niet past binnen het subsidiebeleidskader nu de subsidie niet zal worden ingezet om een lacune in te vullen. Het college heeft deze afwijzing in bezwaar gehandhaafd en de motivering ervan aangevuld in die zin, dat Pier K in het cultuurbeleid is aangemerkt als kernvoorziening op het terrein van cultuureducatie en kunstzinnige vorming en dat diens aanbod van activiteiten als kwalitatief en kwantitatief dekkend alsmede divers is te beschouwen. Met dit aanbod is voldaan aan een basispakket van activiteiten waardoor geen sprake is van een lacune op het gebied van kunsteducatie, aldus het college.
In de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft het college zich op het standpunt gesteld dat reeds het bestaan van Pier K als kernvoorziening aan toekenning van de gevraagde prestatiesubsidie in de weg staat.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat het cultuurbeleid van de gemeente niet onredelijk is. Voorts heeft zij overwogen dat, nu de aanvraag van de stichting betrekking heeft op een prestatiesubsidie, beantwoording van de vraag of het aanbod van de stichting voorziet in een lacune niet van belang is aangezien het bestaan van Pier K als kernvoorziening er reeds aan in de weg staat dat aan de stichting een prestatiesubsidie wordt verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat het college de gevraagde prestatiesubsidie terecht krachtens artikel 35, aanhef en onder c, van de verordening heeft geweigerd.
2.4. De stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het cultuurbeleid van de gemeente niet onredelijk is. Zij voert daartoe aan dat sprake is van concurrentievervalsing, aangezien Pier K door zijn subsidie vergelijkbare activiteiten kan aanbieden voor prijzen die ver onder de marktprijzen liggen. De stichting voert daartoe voorts aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat gelet op de wachtlijst van de Coach4Kids-school de belangen van de stichting niet worden geschaad. Het toekennen van subsidie zou hebben geleid tot lagere lesprijzen en meer promotie hetgeen de groei van de school zou hebben bevorderd, aldus de stichting.
2.4.1. Volgens het gemeentelijk cultuurbeleid, zoals dat is beschreven onder 2.1, wordt ter voorkoming van versnippering één kernvoorziening benoemd die voorziet in een breed aanbod voor het brede publiek en wordt de voor cultuureducatie en kunstzinnige vorming beschikbare subsidie voor het merendeel aan deze kernvoorziening toegekend. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit beleid niet onredelijk is. Dat Pier K in de cultuurnota is aangewezen als enige kernvoorziening heeft weliswaar tot gevolg dat alleen Pier K voor prestatiesubsidie in aanmerking komt, maar van concurrentievervalsing kan niet worden gesproken. Uit de subsidieaanvraag en bijbehorende bijlagen kan worden afgeleid dat de stichting zich richt op specifieke activiteiten waardoor de stichting geen concurrent is voor het brede aanbod van Pier K. Voorts toont de wachtlijst voor de toelating tot de Coach4Kids-school in Hoofddorp aan dat de vraag naar het aanbod van activiteiten van de stichting substantieel is. Dat Pier K met subsidie de lesprijzen lager kan houden dan de stichting, zoals de stichting stelt, heeft hieraan niet in de weg gestaan. De verwachting van de stichting dat de groei van de school groter zou zijn geweest indien haar prestatiesubsidie zou zijn toegekend, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van concurrentievervalsing. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.5. De stichting betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat de status van Pier K als kernvoorziening niet als grond kan dienen voor de afwijzing van aanvragen van derden om subsidie omdat de aanwijzing van Pier K als voorziening onrechtmatig is. Het beroep van de stichting op de Aanbestedingswet kan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet slagen reeds omdat deze wet nog niet in werking is getreden. De stichting kan evenmin worden gevolgd in haar betoog dat sprake is van strijd met de Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. Deze richtlijn is van toepassing op overheidsopdrachten. Gelet op artikel 1, aanhef en onder k, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder h, i en j, van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten is voor het voldoen aan de definitie van een overheidsopdracht onder meer vereist dat sprake is van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel. De enkele beleidskeuze voor de aanwijzing van Pier K als kernvoorziening betreft geen schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel en is reeds daarom geen overheidsopdracht. Van een overeenkomst is niet gebleken. De stichting heeft zijn betoog in hoger beroep, dat die beleidskeuze een beletsel vormt voor het vrije handelsverkeer, ter zitting ingetrokken.
2.6. Het betoog van de stichting dat Pier K zich door het aanbieden van diensten die niet passen bij de kerntaak diskwalificeert als kernvoorziening, wordt buiten bespreking gelaten aangezien de invulling die Pier K geeft aan zijn aanbod niet ter beoordeling voorligt.
2.7. Hetgeen de stichting heeft aangevoerd over haar gesprekken met een vertegenwoordiging van het college en Pier K over haar voorstel om in het kader van de samenwerkingsplicht van Pier K subsidie aan de stichting administratief via Pier K te laten lopen en hun afwijzing van dit voorstel, wordt eveneens buiten bespreking gelaten. Dit voorstel voor samenwerking maakt evenmin deel uit van het voorliggende geschil.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Larsson-van Reijsen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010