201000714/1/H1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 13 november 2009 in zaak nrs. 09/3535 en 09/3963 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
Bij besluit van 6 maart 2009 heeft het college aan Mediq Apotheken Beheer B.V. (hierna: Mediq) ontheffing op grond van artikel 2.5.30, vijfde lid, aanhef en onder b van de Bouwverordening van de gemeente Rheden en bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een bankgebouw in een bankgebouw met huisartsenpost op het perceel Wilhelminaweg 80a te Dieren.
Bij besluit van 12 augustus 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het de berekening van het aantal parkeerplaatsen en de motivering van de ontheffing betreft, het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard en het besluit van 6 maart 2009 in stand gelaten onder aanvulling van de nadere motivering betreffende het aantal parkeerplaatsen en de ontheffing.
Bij uitspraak van 13 november 2009, verzonden op 10 december 2009, heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door [vennoot A], en het college, vertegenwoordigd door mr. B. Nikkels en J. Sterk, beiden werkzaam bij de gemeente, en Mediq Apotheken Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. N.P. Reusch, advocaat te Utrecht en B. van den Steenhoven, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Van de zijde van het college zijn desverzocht nadere stukken ontvangen. Deze zijn toegezonden aan de andere partijen, die op deze stukken hebben gereageerd.
Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2.1. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.1.1. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.1.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 juni 2006 in zaak nr.
200509240/1) is de bevoegdheid van de voorzieningenrechter om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak niet beperkt tot de gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid, kennelijke ongegrondheid of kennelijke gegrondheid. Aan de voorzieningenrechter komt bij de toepassing van de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak aanzienlijke vrijheid toe.
In dit geval is de Afdeling van oordeel dat hetgeen door [appellante] ter zake is aangevoerd, niet tot de conclusie kan leiden dat de voorzieningenrechter niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het betoog faalt.
2.2. Niet langer in geschil is dat Th.F. van Loosbroek bevoegd was namens Mediq de aanvraag om bouwvergunning in te dienen.
2.3. De te realiseren huisartsenpost betreft een zogeheten HOED-project (Huisartsen Onder Een Dak), waarbij meerdere huisartsen in een gezamenlijk gebouw zijn gevestigd, waar zij ieder hun eigen praktijk voeren.
2.4. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef, en onder b, van de Woningwet, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening.
Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de bij besluit van 12 september 2006 door de raad van de gemeente Rheden gewijzigde bouwverordening, moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw.
Ingevolge het tweede lid, worden voor nieuwe functies en voor uitbreidingen van bestaande functies in een bijlage bij deze verordening bruikbaarheidsvereisten en normen gegeven waarbij voor het parkeren of stallen van auto's rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van uitwisseling van parkeerplaatsen, de bereikbaarheid per openbaar vervoer en het beschikken over een vervoerplan.
Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder b, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Ingevolge artikel 1.4 van Bijlage 9 bij de bouwverordening, zoals dat luidde ten tijde van belang, bedraagt de norm voor het aantal parkeerplaatsen bij een praktijkruimte 1,00 parkeerplaats per arbeidsplaats en 1,00 per behandelkamer. De norm voor een kantoor met baliefunctie bedraagt 0,75 parkeerplaats per arbeidsplaats en 0,25 per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
Ingevolge artikel 4 van Bijlage 9 zijn de Aanbevelingen verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (hierna: ASVV 2004), opgesteld door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: het CROW) van toepassing daar waar Bijlage 9 van deze verordening niet in voorziet.
In norm 6.3/7. van de ASVV 2004 van het CROW wordt voor een arts/maatschap/therapeut/kruisgebouw een parkeerkencijfer van maximaal twee parkeerplaatsen per behandelkamer aanbevolen.
2.5. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college ten onrechte de door het CROW opgestelde normen als uitgangspunt heeft gebruikt bij het bepalen van het voor de huisartsenpost benodigde aantal parkeerplaatsen, en niet de normen die zijn opgenomen in artikel 1.4 van Bijlage 9 bij de bouwverordening. Hij voert hiertoe aan dat het aantal arbeidsplaatsen ten behoeve van de huisartsenpost bekend was ten tijde van het besluit op bezwaar van 12 augustus 2009.
2.5.1. De bouwverordening van de gemeente Rheden bevat een norm voor het benodigde aantal parkeerplaatsen die is toegesneden op een praktijkruimte in een maatschappelijke instelling, en is gebaseerd op het aantal arbeidsplaatsen en op het aantal behandelkamers. Dat, naar het college onweersproken heeft gesteld, het aantal in de huisartsenpost, tegelijkertijd, werkzame personen ten tijde van het besluit van 12 augustus 2009 niet bekend was, kan niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een situatie waarin Bijlage 9 bij de bouwverordening niet voorziet. Het college had de voor de toetsing van de aanvraag om bouwvergunning benodigde gegevens behoren te vergaren, zodat het deze aanvraag vervolgens aan de ter zake in de bouwverordening opgenomen norm had kunnen toetsen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt.
2.6. Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond en wordt de aangevallen uitspraak vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, het beroep tegen het besluit van 12 augustus 2009 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor vernietiging in aanmerking. Gelet op het navolgende ziet de Afdeling aanleiding te onderzoeken of er grond bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, te bepalen dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven.
2.7. Ten aanzien van de huisartsenpost heeft het college gekozen voor het maximum van twee parkeerplaatsen per behandelkamer, dat door het CROW wordt aanbevolen. Aangezien de huisartsenpost over negentien behandelkamers beschikt, bedraagt het aantal benodigde parkeerplaatsen 38.
Het aantal medewerkers van de bank was ten tijde van belang wel bekend, zodat het college in dit verband is uitgegaan van de desbetreffende parkeernorm in artikel 1.4 van Bijlage 9 bij de bouwverordening. Deze norm luidt voor de categorie 'Kantoor met baliefunctie' 0,75 parkeerplaats per arbeidsplaats en 0,25 per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Nu het bankgedeelte een oppervlakte heeft van 215 m2 en het aantal arbeidsplaatsen maximaal drie bedraagt, komt het aantal benodigde parkeerplaatsen op, naar boven afgerond, drie. Het totale aantal benodigde parkeerplaatsen bedraagt derhalve 41.
2.8. De raad van de gemeente Rheden heeft bij besluit van 24 november 2009 de bouwverordening gewijzigd. Bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen voor medische en maatschappelijke diensten, wordt thans niet meer uitgegaan van het aantal aanwezige arbeidsplaatsen, maar van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak. De norm voor medische en maatschappelijke diensten is vastgesteld op 2,70 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Het college heeft tekeningen van het bouwplan overgelegd, waaruit blijkt dat het bruto vloeroppervlak van de huisartsenpost 1.246,5 m2 bedraagt en dat van het bankgedeelte 230,1 m2. Op grond van de gewijzigde norm, komt het voor de huisartsenpost benodigde aantal parkeerplaatsen op 34. Het voor het bankgedeelte benodigde aantal parkeerplaatsen bedraagt, naar boven afgerond, zeven. Het totale aantal benodigde parkeerplaatsen bedraagt derhalve 41.
Gelet hierop wordt overwogen dat het college in een nieuw te nemen besluit op bezwaar, waarbij het zich zou baseren op de nieuwe bouwverordening, tot hetzelfde aantal benodigde parkeerplaatsen zou komen als het in het besluit van 12 augustus 2009 heeft vastgesteld op basis van de door hem toegepaste CROW-norm.
2.9. [appellante] betoogt verder dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college geen deugdelijk onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop in de parkeerruimte, waarvoor het college ontheffing van de bouwverordening heeft verleend, kan worden voorzien. Hij voert hiertoe aan dat volgens een rapportage van 11 mei 2009 het gedeelte van de Wilhelminaweg waar een parkeerbezetting van meer dan 100% is geconstateerd, in hetzelfde plandeel is gelegen als het bouwplan.
2.9.1. Niet in geschil is dat er te weinig parkeerplaatsen zijn om te voldoen aan de bouwverordening en dat ontheffing nodig is.
2.9.2. Gebleken is dat van de 41 benodigde parkeerplaatsen, er zich zeven achter het HOED-gebouw bevinden. Voorts kunnen nog drie parkeerplaatsen op het eigen terrein worden aangelegd, en kunnen nog eens tien plaatsen worden aangelegd op een nabijgelegen terrein dat van de gemeente zal worden gehuurd. Het college heeft voor de resterende 21 parkeerplaatsen ontheffing van de bouwverordening verleend. Met deze parkeerplaatsen zal de openbare ruimte worden belast.
2.9.3. Het college heeft op basis van een parkeertelling die het in juni 2007 heeft laten verrichten, aannemelijk gemaakt dat twaalf van deze resterende parkeerplaatsen beschikbaar zijn aan de Wilhelminaweg. De overige negen parkeerplaatsen waarmee de openbare ruimte zal worden belast, kunnen worden opgevangen in het parkeergebied waar het bankgebouw met huisartsenpost is voorzien. Dit parkeergebied wordt in een rapport dat op 3 januari 2006 is verschenen naar aanleiding van een parkeeronderzoek dat in 2005 door Witteveen en Bos Raadgevende ingenieurs B.V. (hierna: Witteveen en Bos) is uitgevoerd, als zone 2 aangeduid. In de rapportage "Verkeerssituatie centrum Dieren" van 11 mei 2009, wordt dit gebied door het college aangeduid als sector 1. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat in dit gebied, waar zich een parkeerterrein met 172 parkeerplaatsen bevindt, gemiddeld ten minste 69 parkeerplaatsen niet worden gebruikt, waardoor voldoende ruimte aanwezig is om aan de resterende parkeerbehoefte te voldoen.
Voorts is gebleken dat het gedeelte van de Wilhelminaweg waar volgens het rapport van Witteveen en Bos een parkeerbezettingsgraad van 100% is gemeten, zich in het parkeergebied zone 3 bevindt, overeenkomend met sector 2 uit het rapport van 11 mei 2009, en niet in de zone waar het bankgebouw met de huisartsenpost is voorzien.
2.10. [appellante] betoogt verder dat de voorzieningenrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan haar betoog dat er alternatieve locaties bestaan voor het realiseren van het bouwplan.
2.10.1. Het bouwplan is niet in strijd met het bestemmingsplan. Gelet hierop is een ruimtelijke afweging met betrekking tot eventuele alternatieve locaties van het bouwplan niet aan de orde. De rechtbank is derhalve terecht tot de conclusie gekomen dat alternatieven in deze procedure geen rol spelen. Het betoog faalt.
2.11. Ook in hetgeen [appellante] overigens naar voren heeft gebracht, kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de voorzieningenrechter het beroep tegen het besluit van 12 augustus 2009 ten onrechte op de in de uitspraak aangegeven gronden ongegrond heeft verklaard.
2.12. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college ontheffing kon verlenen van de bouwverordening en derhalve gehouden was voor het bouwplan bouwvergunning te verlenen. De bij de Afdeling ingekomen reacties op de door het college toegezonden nadere stukken, geven geen aanleiding tot een andere conclusie.
2.13. De Afdeling zal bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 12 augustus 2009 geheel in stand blijven.
2.14. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 13 november 2009 in zaak nrs. 09/3535 en 09/3963, voor zover daarbij het beroep ongegrond is verklaard;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rheden van 12 augustus 2009, kenmerk BM14878-;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rheden aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 373,00 (zegge: driehonderddrieënzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010