ECLI:NL:RVS:2010:BO1148

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002962/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kindertoeslag door Belastingdienst/Toeslagen en vergoeding van kosten bezwaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had op 17 maart 2008 het aan [appellant] toegekende voorschot kindertoeslag van € 994,00 herzien en vastgesteld op nihil. Dit besluit was gebaseerd op informatie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die aangaf dat [appellant] voor 2008 geen recht had op kinderbijslag. Na bezwaar van [appellant] werd dit besluit op 6 oktober 2009 gegrond verklaard, maar de kosten die [appellant] had gemaakt in de bezwaarprocedure werden niet vergoed. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen niet onrechtmatig had gehandeld, omdat het besluit van 17 maart 2008 was genomen op basis van de informatie van de SVB. Het hoger beroep van [appellant] richtte zich tegen de afwijzing van de vergoeding van de kosten in de bezwaarprocedure. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen niet aansprakelijk was voor de gemaakte kosten, omdat het besluit van 17 maart 2008 niet onrechtmatig was. De Raad van State concludeerde dat de gegrondverklaring van het bezwaar van [appellant] was gebaseerd op nieuwe informatie en niet op een onrechtmatig besluit. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201002962/1/H2.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 maart 2010 in zaken nrs. 09/2273 en 09/2274 in het geding tussen:
[appellant]
en
De Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit met dagtekening 17 maart 2008 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] voor 2008 toegekende voorschot kindertoeslag ten bedrage van € 994,00 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit met dagtekening 8 maart 2008 heeft de Belastingdienst/Toeslagen € 246,00 van [appellant] teruggevorderd wegens in 2008 betaalde voorschotten kindertoeslag.
Bij besluit van 11 april 2008 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] voor 2008 toegekende voorschot kindertoeslag herzien en vastgesteld op € 994,00
Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] tegen het besluit met dagtekening 17 maart 2008 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en zijn verzoek om vergoeding van gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 8 maart 2010, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 24 maart 2010, heeft de rechtbank, voor zover thans nog van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 maart 2010, hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is aangevuld bij brief van 21 april 2010.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2010, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. B.M.A. van Eck, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget, zoals deze wet luidde ten tijde van belang, heeft de ouder aanspraak op een kindgebonden budget voor een kind voor wie aan die ouder op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald of zou worden betaald indien de artikelen 7, tweede lid, en 7a van laatstgenoemde wet niet van toepassing zouden zijn, met dien verstande dat de aanspraak op een kindgebonden budget bestaat met ingang van de kalendermaand na de maand waarin het kind is geboren dan wel tot het huishouden is gaan behoren tot en met de kalendermaand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Ingevolge artikel 6a, eerste lid, wordt, in afwijking van artikel 2, eerste lid, de ouder, bedoeld in laatstvermeld lid, geacht voor het berekeningsjaar 2008 ongeacht het aantal kinderen één aanspraak te hebben in de vorm van een kindertoeslag, met dien verstande dat die aanspraak geacht wordt te bestaan met ingang van 1 januari 2008, maar niet eerder dan de kalendermaand na de maand waarin het oudste kind is geboren dan wel tot het huishouden gaat behoren, tot en met 31 december 2008, maar uiterlijk tot en met de kalendermaand waarin het jongste kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.
2.2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 6 oktober 2009 ten grondslag gelegd dat het recht op kindertoeslag is gekoppeld aan het recht op kinderbijslag en dat de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) geldt als de authentieke bron voor het antwoord op de vraag wie recht heeft op kinderbijslag. De Belastingdienst/Toeslagen stelt de kindertoeslag vast op basis van door de SVB geleverde informatie over de ouders die recht hebben op kinderbijslag en zelf verzamelde inkomens- en partnergegevens. Op basis van door de SVB op 5 november 2007 geleverde informatie, waaruit bleek dat [appellant] voor 2008 recht had op kinderbijslag, heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 14 december 2007 [appellant] voor het jaar 2008 kindertoeslag ten bedrage van € 994,00 toegekend. Op 24 februari 2008 ontving de Belastingdienst/Toeslagen informatie van de SVB, waaruit bleek dat [appellant] voor 2008 geen recht had op kinderbijslag, op grond waarvan het bij besluit van 14 december 2007 toegekende voorschot bij het besluit van 17 maart 2008 is herzien en is bepaald dat [appellant] voor het jaar 2008 geen recht had op kindertoeslag; met als gevolg dat de maandelijkse uitbetalingen van het voorschot kindertoeslag werden stopgezet en een bedrag van € 246,00 aan reeds betaald voorschot werd teruggevorderd. Op grond van op 21 maart 2008 ontvangen nieuwe informatie van de SVB, waaruit bleek dat [appellant] voor het jaar 2008 recht had op kinderbijslag, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het besluit van 17 maart 2008 bij het besluit van 11 april 2008 herzien en [appellant] voor het jaar 2008 kindertoeslag toegekend ten bedrage van € 994,00, welk bedrag in de loop van 2008 geheel aan [appellant] is uitbetaald.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich in het besluit van 6 oktober 2009 op het standpunt gesteld, dat hem niet valt te verwijten dat bij het besluit van 17 maart 2008 geen kindertoeslag is toegekend en dat, gelet op artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), daarom geen vergoeding voor de door [appellant] gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar wordt toegekend.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt gesteld, dat het besluit van 11 april 2008 niet is genomen naar aanleiding van het bezwaarschrift van [appellant] van 3 april 2008, maar een ambtshalve herziening van het besluit van 17 maart 2008 betreft op basis van gegevens die de Belastingdienst/Toeslagen heeft ontvangen van de SVB. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen was het besluit van 17 maart 2008 op dat moment juist en is dat besluit niet herzien omdat het onrechtmatig was, maar omdat de Belastingdienst/Toeslagen nieuwe informatie van de SVB had ontvangen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft geweigerd de kosten die zijn gemaakt in de bezwaarprocedure te vergoeden. Hij voert aan dat de omstandigheid dat de Belastingdienst/Toeslagen bij het besluit van 17 maart 2008 is afgegaan op informatie van de SVB, voor risico van de Belastingdienst/Toeslagen komt. Nu het bezwaar tegen dat besluit gegrond is verklaard, staat volgens [appellant] de onrechtmatigheid van dat besluit vast en dienen de in bezwaar gemaakte kosten vergoed te worden. Volgens [appellant] had hij een goede reden tegen het besluit van 17 maart 2008 bezwaar te maken, omdat, indien hij dit niet had gedaan, dat besluit in rechte onaantastbaar zou zijn geworden.
2.3.1. Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voorziet uitsluitend in de mogelijkheid de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken te vergoeden, indien het in de bezwaarprocedure bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Anders dan [appellant] betoogt, betekent de enkele omstandigheid dat het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 17 maart 2008 gegrond is verklaard niet dat de onrechtmatigheid van dat besluit vaststaat. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 17 maart 2008 de op 24 februari 2008 van de SVB ontvangen informatie dat [appellant] voor 2008 geen recht had op kinderbijslag ten grondslag gelegd. Gelet op artikel 6a, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget, waaruit volgt dat alleen een ouder die recht heeft op kinderbijslag, recht heeft op kindertoeslag, had de Belastingdienst/Toeslagen bij het besluit van 17 maart 2008 niet de vrijheid anders te besluiten dan hij toen heeft gedaan. Verder heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij het besluit op bezwaar van 6 oktober 2009 het besluit van 17 maart 2008 niet herroepen. Het besluit van 17 maart 2008 was reeds herzien bij het besluit van 11 april 2008, waarbij aan [appellant] voor het kalenderjaar 2008 kindertoeslag is toegekend. Dit laatste besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen genomen op basis van nieuwe informatie die dateert van na het besluit van 17 maart 2008, namelijk de informatie van de SVB van 21 maart 2008 dat [appellant] voor 2008 recht had op kinderbijslag. Gelet hierop is de gegrondverklaring van het bezwaar van [appellant] bij het besluit van 6 oktober 2009, waarbij naar het besluit van 11 april 2008 is verwezen, gebaseerd op veranderde feiten en niet op aan de Belastingdienst/Toeslagen te verwijten onrechtmatigheid van het besluit van 17 maart 2008. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek om vergoeding van in bezwaar gemaakte kosten terecht heeft afgewezen.
2.4. Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel kan niet tot een ander oordeel leiden. Anders dan de Belastingdienst/Toeslagen in zijn verweerschrift stelt, is deze grond niet tardief omdat hij voor het eerst in hoger beroep is aangevoerd. [appellant] heeft in een bij de rechtbank ingediend nader stuk van 30 november 2009 reeds gesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen bij een door [appellant] daarbij overgelegd besluit op bezwaar van 5 november 2009, in een volgens hem vergelijkbare zaak de in bezwaar gemaakte kosten heeft vergoed. In dat besluit is vermeld dat het in bezwaar bestreden besluit werd gewijzigd op grond van het bezwaar en dat de in bezwaar gemaakte kosten werden vergoed wegens onrechtmatigheid van dat bestreden besluit. Uit 2.3.1 volgt dat het besluit van 17 maart 2008 niet onrechtmatig was en niet ten gevolge van het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar is herzien. Aldus doet zich de situatie dat gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld niet voor.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010
507.