ECLI:NL:RVS:2010:BO0236

Raad van State

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003356/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geboortedatum in gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 19 februari 2010 zijn beroep ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Halderberge om de geboortedatum van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) te wijzigen. Het college had eerder, op 27 mei 2008, het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum te wijzigen afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de door [appellant] overgelegde documenten niet voldoende bewijs boden voor de wijziging van zijn geboortedatum.

[appellant] heeft aangevoerd dat de inschrijving met de geboortedatum 00-00-1934 niet juist kan zijn en dat deze gewijzigd moet worden in 01-01-1934. Hij stelt dat het recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, in het geding is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 september 2010 behandeld. Tijdens de zitting was [appellant] vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. I.M. van den Heuvel, en het college werd vertegenwoordigd door G.N. van Staden.

De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat [appellant] niet de juiste documenten heeft overgelegd om zijn geboortedatum te bewijzen. De door hem overgelegde Marokkaanse geboorteakten en de uitspraak van de Marokkaanse rechter zijn niet voldoende gelegaliseerd en bieden geen overtuigend bewijs voor de wijziging. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de weigering van het college om de geboortedatum te wijzigen niet in strijd is met het EVRM of het gelijkheidsbeginsel. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd met verbetering van de gronden.

Uitspraak

201003356/1/H3.
Datum uitspraak: 13 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 19 februari 2010 in zaak nr. 08/5754 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Halderberge.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het college een verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba) te wijzigen afgewezen.
Bij besluit van 21 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2010, verzonden op 24 februari 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 mei 2010.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I.M. van den Heuvel, advocaat te Roosendaal, en het college, vertegenwoordigd door G.N. van Staden, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet gba) worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministraties.
Ingevolge artikel 36, tweede lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift, als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge het derde lid worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge het tweede lid geeft het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van dit hoofdstuk.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om niet te voldoen aan een verzoek, als bedoeld in de artikelen 79 tot en met 82, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge artikel 11 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: het Besluit gba) stelt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) een systeembeschrijving vast.
Ingevolge artikel 1 van het krachtens deze bepaling vastgestelde Besluit vaststelling systeembeschrijving GBA luidt het Logisch ontwerp GBA, Versie 3.6 (hierna: het Logisch ontwerp) overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder a, wordt de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 11 van het Besluit gba, gevormd door het ingevolge artikel 1 vastgestelde Logisch ontwerp.
2.2. Op basis van een door de Marokkaanse autoriteiten afgegeven geldig paspoort is [appellant] sinds 1 november 1966 opgenomen in de gba met de geboortedatum 00-00-1934. [appellant] heeft het college verzocht om zijn geboortedatum in de gba te wijzigen in 01-01-1934. Hij heeft ter onderbouwing van zijn verzoek een uitspraak van een Marokkaanse rechter van 24 maart 2008 en een uittreksel uit een Marokkaanse geboorteakte gedateerd 3 december 2007 overgelegd.
2.3. Het college heeft aan het besluit van 21 oktober 2008 ten grondslag gelegd dat de door [appellant] bij de procedure tot verkrijging van het Nederlanderschap overgelegde Marokkaanse geboorteakte gedateerd 31 januari 2007, waarin alleen het geboortejaar 1934 wordt bevestigd, door de Nederlandse ambassade te Rabat volledig is gelegaliseerd. De ten behoeve van het in deze zaak gedane verzoek tot wijziging van zijn geboortedatum door [appellant] overgelegde geboorteakte van 3 december 2007 voldoet volgens het college echter niet aan de gestelde eisen in de circulaire van de minister van Justitie van 15 mei 2006 met kenmerk 5411611/06/6 met betrekking tot legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen (Stcrt. 2006, 91; hierna: de circulaire). Daartoe stelt het college zich op het standpunt dat het voorgeschreven, door de Nederlandse ambassade ingevulde, vragenformulier ontbreekt. Voorts heeft volgens het college geen behoorlijk onderzoek ten grondslag gelegen aan de door [appellant] overgelegde uitspraak.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn betoog dat een inschrijving 00-00-1934 niet juist kan zijn en om die reden gewijzigd zou moeten worden. Omdat 00-00 volgens [appellant] geen bestaande datum is, zou het logisch zijn om dit te veranderen in 01-01, nu dit de datum is die het dichtst bij de onmogelijke datum is gelegen. [appellant] stelt dat een ieder op grond van het EVRM recht heeft op eerbiediging van zijn persoon en dat een persoon zich juist onderscheidt door onder meer zijn geboortedatum. Verder stelt hij dat de weigering in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en een discriminatoir karakter heeft.
2.4.1. Hoewel [appellant] terecht betoogt dat de rechtbank voorbij is gegaan aan zijn betoog, kan hem dit, gelet op het hiernavolgende, niet baten.
Bij het door de minister vastgestelde Logisch ontwerp is onder elementnummer 3.10 bepaald dat de standaardwaarde voor de vermelding van de geboortedatum van een ingezetene 00000000 is. De eerste vier cijfers corresponderen met het geboortejaar, de hierop volgende twee cijfers corresponderen met de geboortemaand en de laatste twee cijfers corresponderen met de geboortedag. Als mogelijke waarden vermeldt het Logisch ontwerp jjjjmmdd, jjjjmm00, jjjj0000 en 00000000. In het Logisch ontwerp is aldus bepaald dat in de gba een geboortedatum dient te worden geregistreerd, bestaande uit acht tekens. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 september 2009 in zaak nr.
200808162/1) moet uit het Logisch ontwerp worden afgeleid dat bij het onbekend zijn van een gegeven van de geboortedatum, de standaardwaarde op de persoonslijst van de desbetreffende persoon dient te worden vermeld. Het Logisch ontwerp biedt geen ruimte om van de toegepaste regel af te wijken.
De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer op enige wijze wordt geschonden door de weigering om de inschrijving 00-00, de aanduiding van het onbekend zijn van de geboortedag en -maand, te wijzigen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het besluit van 21 oktober 2008 er niet toe strekt om [appellant] de mogelijkheid te ontnemen zich met een correcte geboortedatum in te schrijven. Derhalve is niet gebleken dat de weigering in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De niet nader onderbouwde stelling van [appellant] dat de weigering in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en een discriminatoir karakter heeft treft geen doel, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld of dat een ongeoorloofd onderscheid wordt gemaakt.
Het betoog faalt.
2.5. [appellant] betoogt tevens dat de rechtbank heeft miskend dat hij de juiste documenten heeft overgelegd om tot wijziging van de gegevens in de gba over te gaan. Op geen enkele wijze is gebleken van enige misplaatste bedoeling bij het verzoek om wijziging, aldus [appellant]. Hij voert voorts aan dat de circulaire niet tot gevolg kan hebben dat het verzoek niet kan worden ingewilligd.
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 juni 2004 in zaak nr.
200305481/1) is het doel van de Wet gba dat gegevens in de basisadministratie zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Daarom kunnen de gegevens van een ingeschreven persoon slechts onder omstandigheden en na overtuigend bewijs worden gewijzigd, uitsluitend indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd.
Bij het door [appellant] overgelegde uittreksel uit een geboorteakte van 3 december 2007 en de in de beroepsfase overgelegde geboorteakte van 22 juli 2009 is geen door de Nederlandse ambassade ingevuld vragenformulier gevoegd. Hoewel het nieuwe legalisatiebeleid inhoudt dat de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland een vragenformulier zullen invullen, hoeft het ontbreken van dit vragenformulier, anders dan de rechtbank en het college kennelijk hebben gemeend, niet te betekenen dat [appellant] geen gelegaliseerd document heeft overgelegd. De door [appellant] overgelegde geboorteaktes ontberen echter bewijskracht, nu de daarin opgenomen gegevens niet met bewijsmiddelen op basis waarvan de geboortedatum kon worden vastgesteld, zijn gestaafd.
Aangezien ten aanzien van de uitspraak van een Marokkaanse rechter ook niet is gebleken op welke bewijsmiddelen deze is gebaseerd, heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant] hiermee geen betrouwbaar document heeft overgelegd.
Derhalve moet worden vastgesteld dat [appellant] er niet in is geslaagd met de door hem overgelegde documenten onomstotelijk aan te tonen dat de geboortedatum van 1 januari feitelijk juist is.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Mouton w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010
419-637.