200910243/1/H1.
Datum uitspraak: 13 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heku Projectontwikkeling B.V. en VCD IT Groep B.V., beide gevestigd te Groningen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 november 2009 in zaak nr. 09/383 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Bij ongedateerde brief, door Heku en VCD ontvangen op 16 oktober 2008, heeft het college aan Heku en VCD meegedeeld dat op grond van het bestemmingsplan "Kranenburg II" geen medewerking kan worden verleend aan het verzoek om 3000 m2 ruimte in het pand op het perceel Eemsgolaan 17 te Groningen onder te verhuren aan Ernst&Young.
Bij besluit van 17 april 2009 heeft het college het door Heku en VCD daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2009, verzonden op 24 november 2009, heeft de rechtbank het door Heku en VCD daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Heku en VCD bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Heku en VCD hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gevoegd met het beroep in zaak nr. 201002262/1/R1 behandeld op 26 augustus 2010, waar Heku en VCD, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. V.A. Textor, advocaat te Zwolle, en het college, vertegenwoordigd door Drs. J.A. Klok en J.C. Kleuver, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
2.1. Heku en VCD hebben in oktober 2008 het college verzocht om een schriftelijke toezegging dat accountantskantoor Ernst&Young zich in een gedeelte van het pand op het perceel Eemsgolaan 17 mag vestigen.
Ambtshalve wordt overwogen dat het antwoord op een vraag, als hier aan de orde, of het voorgenomen gebruik van het perceel in overeenstemming is met het bestemmingsplan, in de regel niet als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Er is geen reden om daar in dit geval anders over te oordelen, nu niet valt in te zien dat Heku en VCD het antwoord op die vraag niet langs een andere weg in rechte beoordeeld kunnen krijgen dan louter door aan te vangen met het gebruik en een eventuele handhavingsactie van het college af te wachten. Heku en VCD kunnen bijvoorbeeld een verzoek tot wijziging of tot herziening van het bestemmingsplan doen. Het doen van een zodanig verzoek kan niet als een onevenredig bezwarende weg worden aangemerkt om het door hen gewenste bestuurlijke oordeel te verkrijgen. Het in deze procedure aan de orde zijnde verzoek is niet als een zodanig verzoek aan te merken.
2.2. De conclusie is dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het bezwaar van Heku en VCD ten onrechte gedeeltelijk ontvankelijk heeft geacht. Gelet op het voorgaande wordt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak niet toegekomen.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door Heku en VCD bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaren en het besluit op bezwaar van 17 april 2009 vernietigen. De Afdeling ziet voorts aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaarschrift van Heku en VCD niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3.1. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 november 2009 in zaak nr. 09/383;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen van 17 april 2009, kenmerk DI.09.1871122;
V. verklaart het door de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heku Projectontwikkeling B.V en VCD IT Groep B.V. gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Groningen tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heku Projectonwikkeling B.V. en VCD IT Groep B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00 (zegge: duizend vijfhonderdachttien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Groningen aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heku Projectonwikkeling B.V. en VCD IT Groep B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 744,00 (zegge: zevenhonderdvierenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010