ECLI:NL:RVS:2010:BO0221

Raad van State

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002142/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand en hoger beroep

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand door het bestuur, die op 27 augustus 2008 werd genomen. De aanvraag was ingediend door [appellant] op 23 mei 2008. Het bestuur heeft de aanvraag afgewezen op grond dat de behartiging van het belang redelijkerwijs aan [appellant] zelf kon worden overgelaten, eventueel met bijstand van een andere persoon of instelling. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 16 februari 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden op 27 januari 2010 de uitspraak van het bestuur bevestigd. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 13 oktober 2010 werd behandeld.

De Raad van State overweegt dat volgens artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) rechtsbijstand niet wordt verleend als de aanvrager zelf in staat is om zijn belangen te behartigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hulp van een advocaat in dit geval niet noodzakelijk was, omdat het geschil zich beperkte tot de vraag of [appellant] tijdig de gevraagde aanvullende informatie had ingediend. De Raad van State bevestigt deze overweging en stelt dat het indienen van een bezwaarschrift tegen het buiten behandeling stellen van de aanvraag niet dermate complex is dat juridische bijstand vereist is.

Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Raad van State concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.

Uitspraak

201002142/1/H2.
Datum uitspraak: 13 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 27 januari 2010 in zaak nr. 09/695 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand Utrecht, hierna: het bestuur).
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het bestuur een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van 23 mei 2008 ten behoeve van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 16 februari 2009 heeft het bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2010, hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2010, waar het bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij het bestuur, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. Bij besluit van 8 mei 2008 heeft het bestuur een aanvraag om een toevoeging van 20 februari 2008 voor het indienen van beroep in een vreemdelingenprocedure buiten behandeling gelaten op grond van artikel 4:5, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Bij brief van 26 mei 2008 heeft [appellant] hiertegen bezwaar gemaakt. De op 23 mei 2008 gevraagde toevoeging ziet op deze bezwarenprocedure.
2.3. Het bestuur heeft bij besluit van 27 augustus 2008, gehandhaafd bij besluit van 16 februari 2009, geweigerd de gevraagde toevoeging te verlenen omdat het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijs aan [appellant] zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling.
2.4. De rechtbank heeft het beroep gericht tegen het besluit van 16 februari 2009 ongegrond verklaard, omdat het bestuur zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de hulp van een advocaat in dit geval niet was vereist, omdat het geschil in bezwaar zich beperkte tot de vraag of [appellant] tijdig de gevraagde aanvullende informatie heeft ingediend. Die vraag had hij eenvoudig, zo nodig met de hulp van bijvoorbeeld het de stichting Stichting het Juridisch Loket (hierna: het Juridisch Loket), zelf kunnen beantwoorden, aldus de rechtbank.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het indienen van het bezwaar van 26 mei 2008 tegen het buiten behandeling stellen van een aanvraag eenvoudig is zodat de hulp van een advocaat niet is vereist. Vanwege de benodigde kennis van de Awb, met name van de termijnen genoemd in artikel 4:5, van de Awb, was de hulp van een advocaat vereist. Daarnaast betoogt [appellant] dat artikel 1, eerste lid, van de Wrb volgt dat het Juridisch Loket geen bezwaar maakt namens de rechtzoekende, zodat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zo nodig met hulp van het Juridisch Loket zelf het bezwaar kon indienen, aldus [appellant].
2.5.1. Vaststaat dat de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op het indienen van een bezwaarschrift tegen het buiten behandeling laten van een aanvraag om een toevoeging. Dit bezwaarschrift bevatte de enkele bezwaargrond dat de gevraagde informatie tijdig was ingediend, zodat het bestuur de aanvraag van 20 februari 2008 om een toevoeging ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is het opstellen en indienen van een dergelijk bezwaarschrift niet dermate complex dat daarvoor juridische bijstand nodig is.
[appellant] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat bij het indienen van een bezwaarschrift tegen het buiten behandeling stellen kennis van de Awb is vereist. [appellant] behoefde met het bezwaarschrift slechts aan te tonen dat hij tijdig de aanvullende informatie heeft ingediend.
Dat daarnaast het Juridisch Loket op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wrb, geen bezwaar indient namens de rechtszoekende - wat daar verder van zij - maakt niet dat van [appellant] niet kon worden verwacht dat hij zo nodig met hulp van het Juridisch Loket zelf bezwaar kon indienen.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010
362-680.