ECLI:NL:RVS:2010:BO0212

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006747/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.W.J. Sloots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vrijstelling voor het inrichten van het gebied rond de Kontermansbrug

Op 6 oktober 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 juni 2010, waarin het beroep van [verzoeker] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf ongegrond was verklaard. Het college had op 20 januari 2009 vrijstelling verleend voor het inrichten van het gebied rond de Kontermansbrug, waarbij de uniforme openbare voorbereidingsprocedure was toegepast. De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 30 september 2010, waarbij zowel [verzoeker] als vertegenwoordigers van het college en andere betrokken partijen aanwezig waren.

In de overwegingen van de voorzitter werd vastgesteld dat het project onderdeel uitmaakt van de landinrichting Beekdal Linde, met als doel de ecologische hoofdstructuur te realiseren en de landbouwstructuur te verbeteren. De voorzitter oordeelde dat het project in strijd was met het geldende bestemmingsplan, maar dat het college op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling had verleend. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De rapportage van het Wetterskip Fryslân, die concludeerde dat het project geen vergrote kans op wateroverlast zou veroorzaken, werd als voldoende onderbouwing gezien.

Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.

Uitspraak

201006747/2/H1.
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 juni 2010 in zaak nr. 09/405 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2009, voorbereid met de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, heeft het college vrijstelling verleend voor het inrichten van het gebied rond de Kontermansbrug op de percelen en met de werkzaamheden zoals aangegeven op de bij dit besluit aangehechte tekening Situatie Kontermansbrug 16.271-BE-01 en Situatie Logtenberg 16.271-BE-02.
Bij uitspraak van 10 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 september 2010, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. van Weperen, zijn verschenen. Voorts zijn daar de Dienst Landelijk Gebied, vertegenwoordigd door ir. B.L. Schaap, en het Wetterskip Fryslân, vertegenwoordigd door K. Koops, werkzaam bij het Wetterskip, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het project is onderdeel van het project Landinrichting Beekdal Linde. De hoofdthema's van laatstgenoemd project zijn de realisatie van de ecologische hoofdstructuur, de verbetering van de landbouwstructuur, recreatieve voorzieningen en het uitwerken van integraal waterbeheer. Een van de maatregelen die wordt getroffen, is het herstel van de oorspronkelijke meandering van de rivier De Linde.
2.3. Het project is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Herziening 1995". Het college heeft daarvan met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend.
2.4. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Wetterskip Fryslân in zijn rapportage "Modelberekeningen ten behoeve van eerste module landinrichting Beekdal Linde" heeft geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot een vergrote kans op wateroverlast ter plaatse van het perceel van [verzoeker]. Er bestaan onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het college zich niet heeft mogen baseren op de resultaten en conclusies die in voormelde rapportage zijn weergegeven. Op de door [verzoeker] aangevoerde tekortkomingen wordt naar voorlopig oordeel genoegzaam ingegaan in de brief van het Wetterskip Fryslân van 24 april 2009 die naar aanleiding van het beroepschrift van [verzoeker] is opgesteld. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat als gevolg van het project de wateroverlast ter plaatse van het perceel van [verzoeker] zodanig zal zijn dat het college niet in redelijkheid de gevraagde vrijstelling heeft kunnen verlenen.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010
499.