201003254/3/R1.
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente De Wolden,
verweerder.
Bij besluit van 14 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Oldenhave/Bos, Ruinen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2010, beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 27 april 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2010, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 september 2010, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. M.A. Jansen, advocaat te Leeuwarden, en de raad, vertegenwoordigd door J. Nijzing en B. Bonkestoter, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 03 Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. R.P.M. de Laat, advocaat te Utrecht, ing. R. Kroes en W. van de Haven.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de juridisch-planologische regeling voor de bouw van 33 woningen aan de zuidzijde van Ruinen.
2.3. [verzoeker] en anderen betogen dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid, omdat geen behoefte aan de woningen bestaat. Zij wijzen op het Inventarisatierapport Woonvisie 2009-2015 (hierna: het inventarisatierapport) en het Ambitiedocument Structuurvisie 2030 (hierna: het ambitiedocument) waaruit blijkt dat het aantal inwoners en huishoudens daalt.
Voorts voeren zij aan dat het gemeentebestuur ten onrechte geen gebruik maakt van de planologisch reeds voorziene bouw van 54 woningen ter plaatse van de beoogde derde fase van Ruinen Zuid (hierna: de derde fase).
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat sinds de jaren '90 geen woningbouwlocaties meer zijn ontwikkeld terwijl uit de "Woonvisie De Wolden" van 2004 (hierna: de woonvisie 2004) een behoefte van ongeveer 25 woningen per jaar blijkt.
Voorts is niet gekozen voor woningbouw ter plaatse van de derde fase vanwege de versnipperde eigendomssituatie waarover geen overeenstemming kan worden bereikt. Verder is voor deze locatie nog geen uitwerkingsplan vastgesteld, aldus de raad.
2.3.2. In de plantoelichting staat dat op basis van de woonvisie 2004, waarin beleid tot 2010 met een doorkijk tot 2015 is opgenomen, is uitgegaan van een behoefte aan 100 woningen. Hiervan zullen 52 woningen op een andere locatie en 33 woningen op de onderhavige locatie worden gebouwd. Een aantal andere plannen wordt naar de lange termijn verschoven, aldus de plantoelichting.
In het inventarisatierapport van september 2009, dat is opgesteld ter voorbereiding van de nog op te stellen Woonvisie 2009-2015, staat dat het aantal inwoners en huishoudens in de kern Ruinen van 2008 tot 2015 terugloopt. In de gemeente De Wolden, waarin de kern Ruinen ligt, daalt in die periode het aantal inwoners, terwijl het aantal huishoudens licht stijgt.
In het ambitiedocument van september 2009, dat is opgesteld ter voorbereiding van de structuurvisie, staat dat krimp van het aantal bewoners zoveel mogelijk dient te worden voorkomen door ook voor nieuwe bewoners in te zetten op een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit vereist een zo hoog mogelijke kwaliteit van de leefomgeving en selectieve en gestuurde woningbouw, terwijl bouwen voor leegstand moet worden voorkomen. In het ambitiedocument is De Wolden ingedeeld in twee uitbreidingskernen, vijf kerndorpen, twaalf kleine kernen en het buitengebied, waarbij Ruinen als kerndorp is gekenmerkt. Voorts zijn in het ambitiedocument drie opties uitgewerkt om alleen in de uitbreidingskernen, ook in de kerndorpen of in beginsel overal woningen te bouwen.
2.3.3. Ter zitting heeft de raad aangegeven te kiezen voor woningbouw in de uitbreidingskernen en de kerndorpen, waaronder Ruinen. Verder heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het plan mede is gericht op aantrekking van woningzoekenden van buiten Ruinen om te voorkomen dat Ruinen krimpt en dat sinds 2004 slechts tien starterswoningen zijn gebouwd.
Gelet op de stijging van het aantal huishoudens in De Wolden tot 2015, de keuze van de raad om woningbouw te concentreren in een beperkt aantal kernen waarbij wordt gestreefd naar een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningzoekenden van buiten Ruinen en nu ter zitting is gebleken dat op een aantal van de 33 voorziene woningen koopopties zijn gevestigd, heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de voorziene woningen.
2.3.4. Voor zover [verzoeker] en anderen aanvoeren dat in een eventuele behoefte planologisch reeds is voorzien ter plaatse van de derde fase, is de voorzitter op voorhand van oordeel dat de raad in redelijkheid doorslaggevend heeft kunnen achten dat geen overeenstemming kon worden verkregen over de verwerving van de verschillende gronden aldaar in een versnipperde eigendomssituatie. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat ter zitting naar voren is gekomen dat de raad niet tot onteigening wil overgaan, zodat woningbouw ter plaatse van de derde fase voorshands niet aan de orde is.
2.4. Voor zover [verzoeker] en anderen betogen dat de financiële uitvoerbaarheid niet is onderbouwd overweegt de voorzitter dat in het raadsvoorstel staat dat de exploitatieovereenkomst met de ontwikkelaar voorziet in kosten voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast is met eventuele kosten van planschade rekening gehouden. De raad heeft te kennen gegeven dat de ontwikkelaar een positieve exploitatieopzet heeft aangeleverd en dat het geen uitzonderlijk plan is. Gelet hierop ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor twijfel aan de financiële uitvoerbaarheid.
2.5. Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] en anderen dat het plan praktisch niet uitvoerbaar is in verband met de waterberging neemt de voorzitter in aanmerking dat het waterschap Reest en Wieden (hierna: het waterschap) bij brief van 6 oktober 2009 een positief wateradvies heeft gegeven. Het waterschap heeft hierbij betrokken dat een waterpartij met een inhoud van 200 m3 wordt gecreëerd ten behoeve van de waterberging in het plangebied. Voor zover [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd dat het plan niet in deze waterpartij voorziet, overweegt de voorzitter dat gronden met de bestemming "Groen" ingevolge artikel 3.1, onder h en i, van de planregels zijn bestemd voor water(partijen) en waterhuishoudkundige voorzieningen en dat aan gronden in het noordwesten van het plangebied, grenzend aan de Oldenhave, deze bestemming is toegekend. [verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de waterpartij daar niet kan worden aangelegd.
2.6. Voorts betogen [verzoeker] en anderen dat de zuidelijke ontsluitingsweg niet toereikend is, dat een verkeerskundige onderbouwing ontbreekt en dat ten onrechte niet gebruik zal worden gemaakt van de noordelijke ontsluitingsweg.
2.6.1. Ter zitting is gebleken dat de zuidelijke ontsluitingsweg een bestaande geasfalteerde weg is met een breedte van 2,75 m die wordt gebruikt ten behoeve van vier boerderijen. De toegestane maximumsnelheid bedraagt 30 km/uur. Het verkeer kan het plangebied in twee richtingen verlaten. Verder is ter zitting gebleken dat de weg dient als ontsluiting voor motorvoertuigen voor tien van de voorziene woningen. De overige woningen ontsluiten op de noordelijke ontsluitingsweg. Het voetgangers- en fietsverkeer kan van de noordelijke ontsluitingsmogelijkheid gebruik maken. Gelet hierop ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de zuidelijke ontsluitingsweg niet geschikt is voor de ontsluiting van tien extra woningen.
2.6.2. Voorts overweegt de voorzitter dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Volgens de plantoelichting zijn de woningen aan de zuidelijke ontsluitingsweg voorzien om de woonkwaliteit optimaal te benutten. In verband met de beeldkwaliteit is gekozen om de woningen naar buiten te richten, met de voorzijde naar de omliggende straten/wegen en het buitengebied, hetgeen in de omgeving van oudsher het uitgangspunt is geweest. Bijkomend aspect is dat een eenvoudig en helder visueel beeld ontstaat, dat niet kan worden ontsierd door de achterzijde van woningen naar de open ruimte met verstorende elementen zoals schuttingen, aldus de plantoelichting.
[verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het door hen voorgestelde alternatief, om ook de tien woningen via het plangebied aan te sluiten op de noordelijk gelegen ontsluitingsweg, kan worden gerealiseerd zonder de woningen in strijd met bovengenoemde uitgangspunten te oriënteren. Daarom kon de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid het door [verzoeker] en anderen voorgestelde alternatief afwijzen.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010