ECLI:NL:RVS:2010:BN9558

Raad van State

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003868/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van voorrangsverklaring voor woningtoewijzing na weigering van aangeboden woning

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 maart 2010 het beroep ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 10 november 2008 de aan [appellant] verleende voorrangsverklaring voor woningtoewijzing ingetrokken. Dit besluit werd door het college gehandhaafd in een besluit van 23 februari 2009, waartegen [appellant] bezwaar maakte. De rechtbank oordeelde dat het college niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld, omdat [appellant] voldoende op de hoogte was van de gevolgen van het weigeren van de aangeboden woning.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 oktober 2010 behandeld. Tijdens de zitting was [appellant] aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.F. Govers. Het college werd vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit. De Afdeling overwoog dat het college niet verplicht was om [appellant] schriftelijk te informeren over de gevolgen van de weigering van de woning. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellant] voldoende was geïnformeerd over de eenmalige aanbieding van de woning en de gevolgen van een weigering. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de intrekking van de voorrangsverklaring terecht is gebeurd, omdat [appellant] de aangeboden woning ten onrechte niet heeft geaccepteerd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.

Uitspraak

201003868/1/H3.
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2010 in zaak nr. 09/1453 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2008 heeft het college de aan [appellant] verleende voorrangsverklaring ingetrokken.
Bij besluit van 23 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 maart 2010 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 mei 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.F. Govers, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2.4.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening 2007 (hierna: de verordening) kunnen burgemeester en wethouders een voorrangsverklaring verlenen aan degenen wier medische of sociale omstandigheden van zodanig ernstige aard zijn, dat voorrang geboden is, te bepalen door burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 2.4.4, aanhef en onder f, wordt de voorrangsverklaring ingetrokken indien het huishouden een, in het kader van de voorrangsverlening passende aanbieding voor woonruimte ten onrechte niet heeft geaccepteerd, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders.
Volgens punt 4 van Uitvoeringsinstructie 18, Bemiddeling huishoudens vallende onder de Pardonregeling, kan de Stichting Vluchtelingenwerk Amsterdam (hierna: SVA) op het aanmeldingsformulier aangeven of sprake is van een schrijnende woonsituatie. De Dienst Wonen beoordeelt of een huishouden met voorrang moet worden gehuisvest. Degene die in aanmerking is gebracht voor de Pardonregeling en die voorrang krijgt, wordt direct bemiddeld naar een woning. Binnen twee maanden wordt een eenmalige aanbieding gedaan van een woning in Amsterdam. Deze aanbieding mag niet worden geweigerd.
2.2. Op 15 april 2008 heeft SVA voor [appellant] het aanmeldingsformulier Huisvesting Pardongroep ingevuld en digitaal naar de Dienst Wonen gestuurd. Onder punt 7 van dit aanmeldingsformulier wordt voorrang aangevraagd. Op 18 april 2008 heeft de Dienst Wonen [appellant] aangemeld bij woningcorporatie Ymere Amsterdam Oost. Deze woningcorporatie heeft [appellant] op 27 mei 2008 een woning aangeboden die hij na bezichtiging heeft geweigerd. Bij brief van 13 juli 2008 heeft [appellant] de Dienst Wonen verzocht hem opnieuw een woning aan te bieden. Daarop heeft het college het besluit van 10 november 2008 genomen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het besluit van 23 februari 2009, waarbij het college het besluit van 10 november 2008 heeft gehandhaafd, niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft genomen. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank, door te overwegen dat de wet niet verlangt dat het college hem schriftelijk laat weten dat de woningaanbieding van 27 mei 2008 slechts eenmalig was en dat weigering van de aangeboden woning tot gevolg zou hebben dat het recht op bemiddeling met voorrang vervalt, heeft miskend dat het college belanghebbenden naar behoren dient voor te lichten, met name over de verstrekkende gevolgen van een weigering van de aangeboden woning. De rechtbank heeft miskend dat voor hem ook overigens onvoldoende voorzienbaar was wat het gevolg zou zijn indien hij de aangeboden woning zou weigeren, aldus [appellant].
2.3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het besluit van 23 februari 2009 niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen. Dat het college [appellant] niet schriftelijk heeft geïnformeerd over het gevolg van het weigeren van de aangeboden woning, maakt dit niet anders. Het college was hiertoe niet verplicht. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat voor [appellant] voldoende voorzienbaar was wat het gevolg zou zijn indien hij de aan hem aangeboden woning zou weigeren, nu hij in zijn brief van 13 juli 2008 heeft verklaard te weten dat hem eenmalig een woning aangeboden zou worden. Inherent aan de eenmalige aanbieding van een woning is dat niet tot een tweede aanbieding van een woning op grond van de voorrangsverklaring zal worden overgegaan.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat [appellant] de aangeboden woning ten onrechte niet heeft geaccepteerd en dat het college de voorrangsverklaring terecht heeft ingetrokken.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010
312-591.