201001942/1/H3.
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 februari 2010 in zaak nr. 09/2444 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe.
Bij besluit van 14 oktober 2008, voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft het college verschillende plaatsen en wegen aangewezen als plaats of weg waar het verboden is om grote voertuigen te parkeren.
Bij besluit van 12 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Daarbij heeft zij medegedeeld dat zij het door [appellant] gemaakte bezwaar als beroep in behandeling zal nemen.
Bij uitspraak van 2 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 26 mei 2010.
Bij brief van 3 mei 2010 heeft het college een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2010, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door I.J. Feltz, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Afdeling 3.4 van de Awb bevat onder meer de artikelen 3:11, 3:12 en 3:15.
Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, eerste volzin, geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
Ingevolge artikel 6:13, voor zover thans van belang, kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.2. De rechtbank heeft het tegen het besluit van 14 oktober 2008 gerichte beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij heeft nagelaten zienswijzen naar voren te brengen over het ontwerp van dat besluit.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren heeft gebracht. Hij voert daartoe aan dat hij de "Rhenense Betuwse Courant" van 23 april 2008, waarin kennis is gegeven van het ontwerpbesluit, niet heeft ontvangen. Naar hij stelt, wordt dit huis-aan-huisblad zelden op zijn adres bezorgd. Hij voert tevens aan dat een wethouder tijdens een informatieavond over het nieuwbouwproject Casterhoven op 18 oktober 2007 heeft toegezegd dat het college belanghebbenden van tevoren persoonlijk zal informeren over de aanwijzing van plaatsen en wegen waar geen grote voertuigen mogen worden geparkeerd, hetgeen het college echter heeft nagelaten. Hij voert ten slotte aan dat de door hem ten behoeve van zijn vrachtauto gebruikte parkeerplaats, anders dan uiteindelijk is besloten, aanvankelijk niet als voor grote voertuigen verboden parkeerplaats was aangewezen.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2009 in zaak nr.
200804836/1/M1), heeft het bevoegd gezag op grond van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb een zekere vrijheid in de keuze van het blad of de bladen waarin een kennisgeving wordt geplaatst, mits aldus een geschikte wijze van kennisgeving van het ontwerpbesluit plaatsvindt. Er kunnen geen aanknopingspunten worden gevonden voor het oordeel dat de bezorging van de "Rhenense Betuwse Courant" in het algemeen zodanige gebreken vertoont dat het college dit blad niet had mogen gebruiken als middel ter kennisgeving van het ontwerp van het besluit van 14 oktober 2008. De stelling van [appellant] dat de bezorging van dit blad op zijn adres te wensen overlaat, vormt onvoldoende reden om het niet naar voren brengen van zienswijzen verschoonbaar te achten. Indien deze stelling juist is, lag het op zijn weg om zich anderszins te informeren over de voor hem relevante gemeentelijke besluitvorming op parkeergebied. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de "Rhenense Betuwse Courant", naar het college onweersproken heeft gesteld, tevens op verschillende plaatsen, zoals supermarkten, kan worden afgehaald, alsmede dat voorgenomen besluiten van het college ook op de gemeentelijke website worden gepubliceerd. Voorts ontkent het college dat tijdens voormelde informatieavond is toegezegd dat belanghebbenden persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zouden worden gesteld. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke toezegging wel is gedaan. De enkele stelling dat dit is gebeurd, is onvoldoende.
De inhoud van het ontwerpbesluit biedt evenmin grond voor het oordeel dat het niet naar voren brengen van zienswijzen verschoonbaar moet worden geacht. Anders dan waar [appellant] kennelijk van uitgaat, verschilt het ontwerpbesluit inhoudelijk niet van het uiteindelijk genomen besluit.
Gezien het voorgaande, heeft de rechtbank het niet naar voren brengen van zienswijzen door [appellant] terecht niet verschoonbaar geacht. Derhalve heeft zij terecht aanleiding gezien om zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. De Vries
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010