ECLI:NL:RVS:2010:BN9200
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de wijziging van het puntensysteem voor Turkse zelfstandigen in het kader van de standstill-bepaling
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris heeft vernietigd. De vreemdeling, die als zelfstandige in Nederland wilde verblijven, had zijn aanvraag gebaseerd op de gewijzigde beleidsregels die zijn ingevoerd met het puntensysteem. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe voorwaarden die aan de toelating van Turkse vreemdelingen werden gesteld, in strijd waren met de standstill-bepaling van artikel 41 van het Aanvullend Protocol, dat bepaalt dat er geen nieuwe beperkingen mogen worden ingevoerd voor de vestiging van Turkse staatsburgers in de EU.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de wijzigingen in het beleid, die de beoordeling van aanvragen van Turkse zelfstandigen verscherpten, inderdaad een wijziging in ongunstige zin vormden. De Raad stelde vast dat de minister van Economische Zaken niet voldoende had aangetoond dat de nieuwe criteria die in het puntensysteem waren opgenomen, reeds op 1 januari 1973 onderdeel uitmaakten van het criterium 'wezenlijk Nederlands belang'. De Raad oordeelde dat de nieuwe beleidsregels, die de toelating van vreemdelingen die als zelfstandige willen werken beperkten, in strijd waren met de standstill-bepaling, omdat deze voorwaarden niet bestonden op het moment dat het protocol in werking trad.
De uitspraak benadrukt het belang van de standstill-bepaling en de bescherming van Turkse vreemdelingen tegen nieuwe beperkingen die hun toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt kunnen bemoeilijken. De Raad van State veroordeelde de minister tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor de vreemdeling om opnieuw in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.